zondag 7 september 2014

Gasthuismolensteeg

Gasthuismolensteeg
Een mooie restauratie en renovatie van een historisch pand op de hoek van de Herengracht en de Gasthuismolensteeg, die ik voor geen goud had willen missen, was tevens mijn laatste klus in de bouw. Dit pand dateert weliswaar uit de eerste helft van de negentiende eeuw maar domineert toch duidelijk tussen de andere panden. Ook door zijn bijzondere kleuren. Precies op de hoek tegen de gevel is de toenmalige bouwer en bewoner weergegeven: een blanke Afrikaanse boer.
Deze restauratie werd uitgevoerd door een bouwbedrijf die een samenwerkingsverband aanging met mijn huidige werkgever. Dus de bouwfamilie werd steeds groter. Ikzelf was aan hen uitgeleend. Het gebeurt wel meer dat je ’s morgens niet weet voor wie je ’s avonds werkt? Dat is heel normaal en gebruikelijk in de steeds diverser wordende bouwwereld. Maar om terug te komen bij de Afrikaanse boer. Deze werd niet door ons onderhanden genomen, maar uitbesteed aan een ‘kunstenaar of kunstenmaker’. De teakhouten onderpui mocht ik o.a. voor mijn rekening nemen van onze uitvoerder Wim. Een andere collega, van voren genaamd Marco was alle ramen en betimmeringen aan het vernielen of vernieuwen. Nou ja, het zal het laatste wel geweest zijn! In de steeg was ook nog een stukje nieuwbouw gerealiseerd wat bij het hoekpand betrokken werd. De oppervlakte van de appartementjes werd hierdoor belangrijk vergroot. Zo kreeg ook de later gevestigde schoenenzaak op de begane grond wat meer opslagruimte. Ook bij deze klus stond op de Heerengracht aan de waterkant een Pipowagen welke fungeerde als koffie en schaftkeet. Ook belangrijk was de er naast staande poepdoos. Heel veel toeristen heb ik aan de deur van deze op slot zijnde poepdoos zien morrelen, in de hoop dat zij zich even terug konden trekken. Maar Wim was hierin zeer selectief. Alleen SFB-leden hadden toegang tot dit kleine kamertje. Maar hij kon toch niet tegenhouden dat er zich ’s morgens enige zorgvuldig gedraaide hopen naast het hok bevonden! Misschien was dat zijn straf omdat hij elke dag de deur op slot deed. Om even over te schakelen op een ander onderwerp. Op een gegeven moment heb ik in deze ploeg een hooggeplaatste positie in mogen nemen. De bevoorrechte positie bestond uit het halen van broodbeleg, melk en haring van de kar. Ik wreef mij in de handen want een kwartier voor schafttijd mocht ik mij inzetten voor dit belangrijke sociale gebeuren. Wim belde even van tevoren naar de haringkar op de Westermarkt en deed zijn bestelling zodat ik alleen nog maar hoefde te betalen en mee te nemen. Bij AH haalde ik dan de rest. Ja, de winkelstand in deze buurt floreerde best. Best sociaal waren we ook voor de tegenover ons gevestigde sigarenboer. Mag ik dit eigenlijk nog wel zeggen? We ontvingen voor hem de vroege kranten. Als hijzelf gearriveerd was smeten we de kranten weer in zijn winkel. Daar zat toch ongeveer een uur tussen. Een beetje sociale controle.

VUT
Mijn laatste klus in dienst van een baas cq werkgever is gedaan. Mijn loopbaan als geregistreerd timmerman is ten einde. Als je deze zin 5 keer achter elkaar opleest klinkt het steeds dramatischer. Maar het tegendeel is waar. Ik zie voor me een weliswaar bijna lege dagindeling met als hoogtepunten, stofzuigen, boodschappen doen en de al te lang liggende reparaties aan het huis. Maar ik ben hoopvol, want ik heb ook nog hobby’s. Het enige nadeel is dat deze hobby’s veel geld kosten. En zoals in de verhalen al gememoreerd: een timmerman zal nooit rijk worden van het timmeren! Dus moeten wij ook hier voorzichtig te werk gaan. In ieder geval heb ik de eerste tijd grote delen van de dag gevuld met het opschrijven van deze herinneringen.

‘Nou, ome Jan, zei de schoolverlater, dat waren mooie verhalen. Sommige waren echter iets minder mooi.’ Ik zeg tegen hem: ‘Het is niet altijd rozegeur en maneschijn. Maar je moet het zien als een leerproces. Van elke klus leer je weer andere dingen maar op het laatst ben je wel een alround timmerman. Dus wat doe je, ga je door in de bouw of stop je?’ ‘Nee, nee, ome Jan, ik ga der voor.’ ‘Oké zeg ik: eindelijk iemand die in mijn voetspoor verder wil. Het ga je goed en onthoud wat ik verteld heb. Het kan van pas komen.’

Hoofddorpweg

Hoofddorpweg
Ook een filiaal van een bank op de Hoofddorpweg in oud zuid is geheel op de schop gegaan. Deze bestond uit de begane grond en een verdieping. Daarboven waren appartementen. Aan de achterkant is een uitbouw gemaakt voor kantoorruimte. Dat zat nog vrij ingewikkeld in elkaar want rondom woonden buren. Elke deur en raam moest daar zwaar beveiligd worden. Dat werk was natuurlijk voor mijn persoontje weggelegd. Ik werkte daar met uitvoerder Ton, voorman Cor en Johan, onze metselaar. Af en toe hadden we hulp van de jongere garde van het bedrijf. Het was daar een komen en gaan van mensen. Ook deze bank had een kluis welke tijdens de verbouwing enkele uren per week (vrijdags) open was voor klanten. Hoe dat in elkaar zat vertelden ze mij niet natuurlijk. Ik kwam er alleen om voor het vrijdagbezoek te stofzuigen. Maar je had wel een bewaker achter je staan.
Boven ging het werk natuurlijk gestaag door. Er werden wanden weggebroken en weer opgemetseld. De gebruikelijke systeemplafonds met airco. Hier en daar moest een deur afgehangen worden en her en der wat aftimmeringen. Ook een keuken moest geplaatst worden en gebruiksklaar gemaakt. Bij zulke klussen kon je duidelijk merken dat een timmerman een ondergeschoven plek ging innemen. Het is hard maar het kon niet anders. Een timmerman is steeds minder nodig. Andere disiplines zijn op de voorgrond getreden. Bijvoorbeeld de plafondboeren. Daar komt geen houtrot (timmerman) meer aan te pas. De vloeren worden gegoten, daar zijn wij niet meer nodig. Kozijnen en ramen komen kant en klaar op het werk. Je hoeft ze alleen nog maar op hun plek te stellen en vast te zetten. In de ramen is het glas al aanwezig, je kan er meteen doorheen kijken?
Voor Cor was dit werk het einde van zijn Nederlandse carrière. Ik ga het nu maken in Ierland, riep hij. Na het gebruikelijke biertje nam hij afscheid van alle jongens. Hij werd afgehaald door familie. Het laatste wat we van hem zagen was zijn altijd grijnzende kop achter de voorruit van de auto. En weg was hij.

De Balie
Tussen alle bedrijven door werd ik wel eens van een werk gesleurd om een kleinere klus te klaren. Zoals een voor mij klein klusje in de vorm van het aanbrengen van een ventilator op het dak van theater de Balie. Op het dak was het geen probleem want daar kan je zo bij. Maar beneden moest een gat in het plafond gemaakt worden. Dat plafond zat wel op een hoogte van 6 meter. Daar moest een grote rolsteiger voor komen. En alles moest met plastic afgedekt. Wat een toestand voor één gaatje!

Leidseplein
Op het Leidseplein heb ik gewerkt aan de verbouwing van de twee bovenste verdiepingen van het z.g. KLM gebouw. Een groot en immens werk onder regie van uitvoerder Martin. Heel veel staal en zwaar werk. Boven in het dak werden lichtstraten aangebracht. Tenminste, dat was de bedoeling. Maar voor we zover waren was ik al naar de Gasthuismolensteeg.

zondag 17 augustus 2014

Kromme Leimuidenstraat

Kromme Leimuidenstraat
Bij een renovatie van een aantal woningen in de Kromme Leimuidenstraat was het weer hetzelfde liedje, zoals bij zoveel renovaties. Kokers, plafonds en keukenkastjes. Van buiten moest het mooi worden maar van binnen woonden van die lastige mensen, dus daar niet te veel soelaas! Maar ze (.) vergaten dat deze mensen in feite de waarde van hun panden bepaalden door trouw hun huur te betalen. Je kunt het ‘niet helemaal’ vergelijken met een vrouw die haar hele voorgevel op heeft laten trekken en van achteren nog steeds bruine bagger schijt!
Ik keer terug naar de rauwe werkelijkheid. Op dit werk liepen veel ingehuurde bouwmensen rond. Mensen waarvan je je afvroeg of dit wel vakmensen waren op hun gebied. Het was ook op dit werk dat een Surinaamse stukadoor mij meedeelde dat hij nog geld van mij kreeg. Ik krabte me even achter mijn oor en zei: ‘Hoezoo?’ ‘Ja, jullie hebben driehonderd jaar geleden mijn voorouders bestolen en uitgebuit! En daar wou ik nu toch wel eens wat van terugzien!’ Ik keek hem verbaasd aan en kon nog uitbrengen: ‘Je hebt gelijk, maar ik zit deze maand nogal krap, mag het de volgende maand?’
Op dit werk ben ik verschillende keren bijna in huilen uitgebarsten. Cor riep wel eens: ‘Jan, jongen, wat is er nou, heb je zo’n verdriet.’ ‘Ja, grja,’ riep ik dan op een agressieve manier terug toen ik weer voor een ingetrapt keukenkastje stond! Hier moest je echt sterk in je schoenen staan wilde je geestelijk overleven. Mijn geestelijke leven was al danig ingedeukt door dit soort werk, maar nu was het echt finaal platgeslagen. Je kon er op rammen wat je wou, maar het deed mij bijna niets meer. Alleen mijn traanbuisjes hadden zich nog niet aangepast?

Nadat Cor mij een flesje bier had aangeboden kwam ik weer een beetje bij mijn positieven. Ik huilde en wees op het keukenkastje: ‘Moet je nou toch is kijken.’ ‘Daar kijk ik allemaal niet meer van op hoor,’ zei Cor, en veegde ook een traan weg. ‘Ik ga toch emigreren, dus ik ga me niet meer drukmaken.’ Inderdaad was Cor in die tijd druk bezig om naar Ierland te verhuizen. Hij wel.

Een groot en nuttig werk

Heinekenbrouwerij
In de voormalige Heinekenbrouwerij aan de stadhouderskade heb ik en mijn kollega’s ook heel wat voetsporen liggen. Ikzelf, Appie, Theo en Hans. stonden onze uitvoerder Martin in goeie en slechte tijden bij. Eerst bij de verbouwing tot het Heineken Learning Centre en later bij de verbouwing naar het Heineken Experiënce. Twee gigantische verbouwingen die tesamen toch de uitstraling van Heineken in de wereld moesten bevestigen.
Maar ik kan niet zeggen dat het voor ons nu zo’n mooi werk was. Het was er koud, tochtig en vochtig. De ruimtes waar je in werkte waren heel hoog. Dus veel werk moest op een rolsteiger gebeuren. Bij de tweede verbouwing in de catacomben van het inmense gebouw was het helemaal afzien. Daar hing een penetrante geur van verschraald bier. Aan alles wat je aanraakte zat een vettige koek van een stof die ik zo gauw niet thuis kan brengen. Ik heb dit werk niet tot het einde meegemaakt en daar was ik niet rouwig om.

Windroosplein (Wittenburg)
Een kinderdagverblijf realiseren in één helft van een historisch pand op het Windroosplein was een mooie klus. Samen met Cor, Johan en diverse andere hoekstenen uit het bedrijf. Zo’n klus begint altijd met het nodige sloopwerk. De begane grond was hier toch zo’n 5.80 mtr. hoog. Hier en daar moesten tussenverdiepingen aangebracht worden. Deze werden later als slaapkamers voor de hele kleintjes ingericht. Aan de straatkant kwamen brede gleuven in de gevel die dienden voor het uitzicht naar buiten. Alles op kleuterooghoogte, zodat, als ze naar buiten keken Papa of Mama aan zagen komen. De vloer van de bovenverdieping moest verhoogd worden, zodat ook hier de kleuters ongehinderd naar buiten konden kijken. Die verhoogde vloer kwam toch zo’n 60 cm hoger dan de oude vloer. Dat gebeurde met blokken piepschuim, die wogen bijna niets. Een hele vrachtwagen vol. Ik zei nog tegen Cor: ik heb zelden zulk zwaar werk gedaan? Ook toiletjes voor de kinderen werden zowel beneden als boven gerealiseerd. Aan de achterkant van het gebouw kwam beneden een grote keuken en op de tussenverdieping nog een speelruimte. Boven op de 1e verdieping enkele kantoortjes. Op de binnenplaats, grenzend aan het water van het Binnen-IJ, moest een hek komen. Een kindvriendelijk hek, waar de kids niet door- of overheen konden komen. De rest werd ingedeeld als buitenspeelplaats met zandbak en glijbaan. Ik noem dit allemaal op omdat ik in elke ruimte wel mijn sporen heb liggen. Ik vond dit een heel groot en nuttig werk.

Boven was ook nog een enorme zolder, waar we een schaftruimte voor het stelletje ongeregeld gemaakt hebben. Op het schuine dak? dronken we soms koffie en hadden tevens uitzicht op Sail 2000. Maar we maakten er geen gewoonte van want de zitruimte daar was zeer beperkt. 

Admiraal de Ruyterweg (2)

Sleutelbord
Op dit werk hadden wij een lege woning tot onze beschikking. Die gebruikten we voor opslag van materiaal en gereedschap. Ook was er een kamer om te schaften. Een keer in de week moest deze uitgemest worden, en dat was dan nodig ook. Er was ook een bord waarop alle sleutels van de te renoveren woningen hingen. Elke morgen was het een heksenketel voor dit bord. Iedereen zocht de sleutel van de woning waar iets gedaan moest worden. Was er een met de sleutel vertrokken terwijl een ander naar dezelfde sleutel zocht! Door de onvolprezen coördinatie van onze uitvoerder Ton en zijn rechterhand Cor werd een ieder de juiste weg gewezen.

Keukenkastjes
Voor klachten was er ook een aparte hoek gereserveerd. Daar zat dan onze uitvoerder Ton of onze voorman Cor. Meestal kwamen daar steeds dezelfde mensen klagen. De week daarop kwamen ze weer klagen? En dat klopte als een bus, want de klachten waren nog steeds niet verholpen. Toch zat er schot in het werk. Tenminste aan de buitenkant. Binnen stelde het eigenlijk niet zo veel voor. Het meest gruwelijke werk voor mij zat in de keukens. Bijna alle afvoeren in de keukens waren vernieuwd. Van gietijzer naar pvc leidingen. En daar moesten dan weer nieuwe kokers om gemaakt worden. Een weinig verheffend werk. De achterkanten van de keukenkastjes waren er door de loodgieters met bruut geweld uitgetrapt. Bij gebrek aan tijd werd dit met de voeten gedaan inplaats van rustig met de handen! Om zoiets weer netjes te maken, daar wordt je niet blij van. Alle loden leidingen werden vervangen door koperen. Dat bracht geld in het laadje, want dit werd zwaar gesubsidieerd. Ook de brandvertragende plafonds in de keukens werden gesubsidieerd. En daar waren nog een paar van die dingen die alleen maar geld opbrachten! Volgens mij heeft dit werk meer geld opgebracht dan er in gestopt is? Ik zal het wel verkeerd hebben, maar het leek er verdacht veel op.

Aan de voorgevel werd veel aandacht besteed. Het metselwerk werd schoongemaakt en gevoegd. Op de begane grond werd boven de toegangsdeuren nieuwe glas in lood ramen aangebracht. De deuren werden opnieuw gelakt, enz. En als je dan aan de overkant van de straat ging staan leek het heel wat. Maar dacht je aan wat er binnen was gebeurd, dan sprongen de tranen je in de ogen.

Hudsonstraat
Hier was het veelal het bekende werk. Veel gesubsidieerd werk zoals brandvertragende plafonds en vervanging van oude loden leidingen naar koper. Vervanging van gietijzer naar pvc, enz. Als wij kwamen ging het gore ongedierte met vakantie. Daar bedoel ik mee, dat muizen, ratten, torren en ander smerig rapalje onder de vloeren er als een haas vandoor ging. Om via dezelfde weg weer terug te keren als een renovatie klaar was. Dit soort werk bewijst weer eens dat waar mensen wonen ook ongedierte zich op zijn gemak voelt.
Bij een gescheiden vrouwtje met klein kind moest een nieuw aanrechtblad aangebracht worden. Het oude blad was nog niet weggesloopt of de muizen sprongen je tegemoet. En ze klaagde al over muizenoverlast. Nu hadden we ook de plek gevonden waar ze vandaan kwamen. Onder de kastjes en de koelkast was de vloer een honingraat. Maar we mochten alleen het aanrechtblad vernieuwen. Nu moet ik zeggen, vroeg ze ook een beetje om die muizenoverlast. Want het was in huis een verschrikkelijke puinhoop. Het wasgoed lag tegen de plafonds. In de huiskamer was alleen een paadje om te lopen. De rest van de ruimte werd ingenomen door allerlei onduidelijke rotzooi. Ik dacht alleen, arm kind. En dan bedoel ik het kleine kind. Gelukkig voor het kind is ze niet veel later verhuisd naar een betere woning.

Admiraal de Ruyterweg (1)

Admiraal de Ruyterweg
Om even terug te komen op het grote werk. Veel herinner ik me nog van een werk op de Admiraal de Ruyterweg vlakbij de Bos en Lommerweg. Het betrof de renovatie van een groot aantal woningen. Bij zulk werk kom je buiten ongedierte ook allerlei soort volk tegen. Op dit werk ben ik zeker tien verschillende nationaliteiten tegengekomen. Soms wordt je er moedeloos van als je weer eens iets uit moet leggen met handen en voeten. Nooit ben ik iemand tegen gekomen die spontaan uit zichzelf de Nederlandse taal is gaan leren. Van integratie heeft nog niemand gehoord. Veel te moeilijk woord! Nog een paar jaar en een ieder spreekt zijn eigen taal?

Surinamers
Op een van de bovenwoningen woonde een van oorsprong Surinaamse familie. Natuurlijk moesten ook daar enige aanpassingen gedaan worden in de keuken en huiskamer. Volgens de afspraken klopten we eerst op de toegansdeur van de woning. Werd er binnen redelijke tijd niet opengedaan, dan staken we de sleutel in het slot om de woning te betreden. Dat was in dit geval ook zo. Wat we zagen was te gek voor woorden. De vloer van de woning lag bezaaid met matrassen, dekens en dekbedden. En daarbovenop en tussendoor lagen vele mensen met een Surinaams tintje! Van jong tot oud. Het leken de middeleeuwen wel, want toen sliepen ze ook allemaal in één bed. Ze lagen zelfs achter de voordeur. In de slaapkamer stonden ook nog eens stapelbedden. Vlug maakten we met een dame met een moederlijk uiterlijk een nieuwe afspraak. Over een uur zouden we terugkomen en dan moest in ieder geval de keuken en de hal ontruimd zijn. Dit werd ons niet in dank afgenomen. De meesten lagen er natuurlijk nét in. En als je dan door een overijverige timmerploeg uit je warme holletje getrokken wordt, dan wordt het leven minder leuk. Hier en daar hoorde ik een gevaarlijk gekreun? We zijn maar gauw weggegaan.

Politie-inval
Op hetzelfde werk was er op een morgen in één van de woningen een inval door de politie. Ze zochten een drugsdealer. De politie had zijn huiswerk goed gedaan, want het was de goeie woning. Alleen de dealer was in geen velden of wegen te bekennen. Wel vonden ze op de waranda achter aan de waslijn verschillende zakjes met wiet, die daar te drogen hingen. Of ze nog meer gevonden hebben weet ik niet maar ze hebben wel de hele woning omgekeerd. De bewoning van deze huizen was toch een onduidelijke zaak. Soms zag je weken niemand op een woning en dan bivakeerden er weer allerlei onduidelijke figuren. Ons maakte het niet uit. We hadden van de meeste woningen wel een duplicaatsleutel, ook van deze woning. Dus wij konden overal in komen. Als de politie aan onze uitvoerder de sleutel had gevraagd was er niks aan de hand geweest. Nu moest ik de met bijlen en koevoeten verwoeste deur en stijl geheel vernieuwen! Dus voor hun huiswerk geef ik toch maar een onvoldoende.

dinsdag 12 augustus 2014

van Baerlestraat

Muur
Op de Keizersgracht werd ik voor enkele dagen ingezet bij de verbouwing van een hotel. Dit onder de onvolprezen leiding van uitvoerder Thoom. De eerste dag zou ik dan een dikke muur terug moeten schuiven die van zijn fundering gegleden was? Ik zei: ‘Hebben jullie me daarvoor hier naar toe gehaald. Jullie weten toch dat ik specialist ben in deuren en sloten! En nu moet ik tot mijn kruis in de bagger om die muur weer op zijn plaats te tillen!’ Thoom keek me vreemd aan, maar hij verstond niet wat ik zei. Hij was helemaal in de ban van die muur. Ik heb nog enige aanwijzigingen gegeven maar niemand wilde luisteren. Ja, wat wil je, een deuren en slotenspecialist.

van Baerlestraat
In de van Baerlestraat mocht ik meedoen aan een uitbreiding en verbouwing van een uitzendbureau. Hier moest de kelder of souterrain en de begane grond er aan geloven. Bijna alles werd bekleed met gipsplaten. Dus moest er weer een macht aan hout achter verwerkt worden. Waarachter een wirwar van allerlei kabels van elektra en computers. Een uitzendbureau dankt zijn bestaan aan de computer. Een bouwbedrijf dankt zijn bestaan ondanks de computer aan echte levende timmerlieden! Een kleine vergelijking die nergens op slaat, maar wel laat zien dat het totaal verschillende bedrijven zijn. Affijn, ook bij deze verbouwing was de leiding weer in handen van een uitvoerder. Wie het was weet ik niet meer, wel dat hij slecht ter been was.

Op de eerste verdieping woonde een oud vrouwtje dat volgens haar veel last had van de verbouwing beneden. En inderdaad, toen ik boven ging kijken, klemden alle deuren, ook van de keukenkastjes. Maar volgens mij klemden die deuren al jaren. Door de verbouwing beneden was dit een uitgelezen moment om dat gratis en voor niks op te laten lossen. Om veel gezeur te voorkomen hebben we dat dan ook maar gedaan en de deuren nagezien.

Johannes Verhulststraat
Een nieuw balkon, tenminste het vervangen van het geheel houten hek op dit balkon was de opdracht in de Johannes Verhulststraat achter het Concertgebouw. Het was eigenlijk niet eens zo veel werk voor mij en mijn maatje. We deden dit werk tussen neus en lippen door, tijdens het bovengenoemde werk bij het uitzendbureau. Het oude hek ging in gedeelten naar de werkplaats waar het gekopieerd werd. Na enige voorbereidingen kon het nieuwe hek weer geplaatst worden. Met een grote kraan werd het naar boven gehesen waar wij het op zijn plaats zetten. Daarna konden we het aan de gevel verankeren. Dus eigenlijk appeltje eitje. Zulke klussen liggen mij wel al zeg ik het zelf.

Peter de Grote

Keizersgracht
Een Engelse hotelketen had zijn oog laten vallen op een historisch pand op de Keizersgracht. Dat moest echter wel een grondige facelift ondergaan voordat de eerste gasten naar binnen konden. En dat was onze taak met Martin als onze uitvoerder. Aan de buitenkant mocht alleen gerepareerd of vervangen worden. Soms mocht dát zelfs niet. Wat was het gevolg: met purschuim en kit werden ingrijpende restauraties uitgevoerd! In verschillende ruimtes moest de ‘authentieke sfeer’ behouden blijven. Zoals de eetzaal met zijn karakteristieke balkenplafond. En de vroegere bakkerij, waarin het leek of het verse brood zo uit de ovens gehaald kon worden. De ovens waren echter al tijden geleden gesloopt en afgevoerd. Alleen de aanblik van de ovens was bewaard gebleven. En zo was eigenlijk het hele pand, allemaal nep! De echte antieke zaken waren al lang verdwenen. Maar goed, de hoofdzaak stond er nog: het gebouw zelf.

In de kap (zolders) was nog het meest bewaard gebleven. Dat gold ook voor een inscriptie in een van de balken op de zolder. Deze inkerving omvatte de naam en geboortedatum van iemand die als gast in het toenmalige armenhuis aanwezig was. Tevens was er een latijnse tekst naast een onvolledige datum aangebracht. Waarschijnlijk was deze man doodziek en de laatste datum moest dan zijn sterfdatum zijn (worden). Het is, vind ik, uniek als je zoiets tegenkomt.

Peter de Grote
In het verleden zijn we wel eens curieuze dingen tegengekomen. Zoals een wastafel uit de tijd van Tsaar Peter de Grote. Deze zat verborgen achter een wand. Dat was in een pand (dependance) van een bank aan de Herengracht, ja dezelfde die al eens genoemd is, gelegen tussen de Vijzelstraat en het Thorbeckeplein. In dat pand logeerde Peter de Grote, Tsaar van het groot Russische Rijk. In Zaandam heeft hij toen ook iets met hout gedaan, of was het nou kurk? Maar wát weet ik ook niet meer. Dat is zólang geleden!!

Muntschat
In een pand op het Thorbeckeplein hebben bouwvakkers eens een  geldschat (gouden munten) gevonden. Zij dachten toen in één klap rijk te zijn. Nou, vergeet het maar. De Staat kreeg er lucht van en ze moesten de munten inleveren. Van het vindersloon konden ze niet eens een doos gebak kopen! Bij zoiets moet je ook je bek houden. Niks zeggen; tegen niemand. Gewoon die hele handel in je broodtrommel en wegwezen. Later verkoop je de munten stuk voor stuk en wordt je alsnog steenrijk? Tenminste, zo stelde ik het mij altijd voor als het mij overkwam. Maar helaas.

Wat we wel vonden waren koperen centen en zinken stuivers. En dan nog meestal uit de oorlogstijd. Waarom er in de oorlog zo roekeloos omgesprongen is met geld, weet ik niet. Het leek wel of ze in die tijd smeten met geld. Ze smeten het natuurlijk tegen de muren. Meestal bevonden deze munten zich dan ook onder of achter de plinten. Onbereikbaar voor ‘normale’ mensen. Maar niet voor van nature nieuwsgierige timmerlieden. Echter, ook deze bezigheden leverden weinig op.

Rijke bouwvakker
De eerste bouwvakker die (eerlijk) rijk geworden is in de bouw moet ik nog tegenkomen. Er zijn wel momenten geweest dat ik dacht, ja, het is nu of nooit. Maar dan moet je toch criminele paden bewandelen. En dat zag ik even niet zitten, want dan moet je een ander benadelen voor je eigen gewin. Nee, dank je, zo ben ik niet opgevoed. Maar in het geval van die gouden munten zou ik me geen moment bedenken. De hele gevonden schat in het broodtrommeltje en de rest in het leeggegoten melkpak, wie doet je wat. Je loopt dan om half vijf met een stalen gezicht naar buiten (zo van: ik heb niks te verbergen!), stapt op je fiets en in één rechte lijn naar huis. Aldaar aangekomen laat je natuurlijk niks merken. Je zal ze ook in je eentje moeten verpatsen. Want als je het je vrouw en kinderen vertelt, staat het binnen een mum van tijd zwart van de mensen voor de deur. Mensen van allerlei pluimage. Mensen die zeggen, geef het maar aan mij dan verdubbel ik de waarde. Niet doen dus. Mensen die zeggen, geef mij wat, want jij kan het toch niet allemaal opmaken. Hoe kunnen die mensen dat weten! Niet doen dus. Mensen die altijd kerngezond overkwamen maar nu ineens allerlei ziektes onder de leden hebben. En zielig kijkend met uitgestrekte handen (en kwijlend) naar je opkijken. Vertrouw ze niet. Je ziet, veel vertrouwen heb ik niet in het omwonende volk. Maar ondertussen zit je wel met een volle broodtrommel en een half gevuld melkpak met gouden munten in je maag. Wat nu!

Het beste is om de hele schat naar het museum te brengen en, met de daarna gekregen gratis jaarkaart, elke dag je schat te bezoeken en te bekijken. Echt, het is in deze tijd ondoenlijk om een gevonden schat met winst te verkopen?

Pillenbrug

Pillenbrug
Op de Nieuwe Zijds Achterburgwal vlak voor de z.g. ‘pillenbrug’ werkte ik met mijn oude maatje Appie aan de restauratie van een pand. Onze uitvoerder Herman kwam daar ook af en toe eens kijken en instructies geven, zoals het een uitvoerder betaamd. In dit huis moesten veel nepbalken gemaakt worden. Dat was nog niet eens zo eenvoudig want alle plafonds liepen zo scheef als een hoer! Dat woord mag je in deze buurt wel gebruiken. Want er werken daar meer hoeren dan timmerlieden. Maar goed daarom niet getreurd. Wat ik wel betreurde was dat onze poepdoos door de alom aanwezige junkies als opslagruimte werd gebruikt. Geregeld moesten we de doos ontdoen van dozen en tassen met kleding en andere troep. We hebben ze wel eens een tijdje afgelegd en dan heb ik het over de junkies. Een rat vertoond precies hetzelfde gedrag! De pillenbrug word door veel mensen als een van de meest criminele plaatsen in Amsterdam gezien. En inderdaad is het aanbieden van drugs daar een van de meest gebezigde activiteiten. Maar een kale moord en doodslag komt op deze brug bijna niet voor. Daar is het gewoon te druk voor! Het is daar soms drukker dan in de Kalverstraat op zaterdagmiddag. Helaas heb ik dat werk niet tot het einde mee mogen maken.

 
Herengracht
Het was weer eens midden in de winter toen we enkele appartementen moesten realiseren op de Herengracht. Een voor onze begrippen behoorlijk groot werk. Midden in het grootste pand, want het waren er drie, kwam een lift en een trappenhuis. Aan mij was de eer te beurt gevallen om het binnenplaatsje een opknapbeurt te geven. In de stalen kozijnen kwamen nieuwe panelen welke weer met latten vastgezet moesten worden. Een heidens karwei. Op deze plek, op de steiger, stond ik stijf van de muziek die uit verschillende radio’s op verschillende verdiepingen mijn oren teisterde. Om een uur of twaalf zwol dit afgrijselijke lawaai aan tot een mix die pijn deed aan mijn oren. Later in de middag zakte de ‘muziek’ langzaam in tot er uiteindelijk één stem te horen was. Dat was ook het moment om het gereedschap op te bergen voor die dag. Toen het binnenplaatsje klaar was mocht ik met Appie het dak op. Hier werd een uitgang, van het appartement beneden, naar het dakterras gerealiseerd. Een dakterras, helemaal van hardhouten delen. Aan de voorkant stond je dan voor een soort bordes naar de toeristen in de rondvaartboten te zwaaien. In het appartement beneden (3e verdieping) moest ook een betonvloer gestort worden. En niet zo’n kleintje ook, de halve verdieping. Natuurlijk kwam de beton op het gebruikelijke onchristelijke uur laat in de middag? En er moest eerst een slang gemonteerd worden naar de derde verdieping. Ook dat vergde tijd. Toen de eerste beton de verdieping op stroomde was het bijna tijd om naar huis te gaan. De een na de ander verdween geruisloos met een smoes. En dan hebben ze het over collegiale bouwvakkers! Toen ik de vloer aan het afstrijken was, zag ik niemand meer, alleen Martin, onze uitvoerder, was er nog. Hij had gevraagd of ik het ‘even’ af wilde maken. Het was wel half zeven. Ik zeg tegen Martin: ‘Ik kom morgen wel later dan hoeven we er geen overwerk van te maken.’ Hij keek me dankbaar aan en ook bij hem sprongen de tranen in zijn ogen. Van je collega’s moet je het hebben.

Rinus

Plantage Muidergracht
Bij een werk aan de Plantage Muidergracht moest een woonhuis welke achter het huis een enorme tuin bezat, uitgebouwd worden. Dus zeker de halve tuin werd bebouwd met slaapkamers, werkkamer en woonkamer? Het oude pand aan de voorkant werd later gebruikt als fietsenhok! Ik had medelijden met de omwonenden want die hadden allemaal een heel klein rot tuintje. Dat ze daar een vergunning voor geven? Maar goed, daar kan ik me niet al te zeer in verdiepen. We hadden daar een nieuwe uitvoerder, Henk. Wel een geschikte vent in de omgang. Alleen als het werk even stroef verliep was Henk geestelijk onbereikbaar? Hij was er wel maar toch ook weer niet? Bijna elke morgen was het daar een chaos wat betreft de stroomvoorziening.  Als je de stroom ingeschakeld had en iedereen lekker bezig was viel alles uit. Pikdonker. Je hoorde wel stemmen maar je zag niemand. Dat gebeurde niet éénmaal maar om de haverklap! Ik heb me daar dan ook eens lelijk verstapt. Het licht was weer eens uitgevallen en er was ergens, vlak bij mij, een afstap van ongeveer 50 cm. Maar waar precies is me later duidelijk geworden toen ik op die plek met een zwaar verstuikte enkel op de grond lag te kermen! ‘Stop je voet in een emmer met koud water,’ zei Henk. Het zweet liep over me voorhoofd terwijl het toch midden in de winter was? Ik gromde iets over de arbeidsinspectie en heb me toen maar naar huis laten brengen. Het viel mij nog mee. Ik ben één week thuis geweest. Daarna stond ik weer op mijn voet, maar een jaar daarna voelde ik nóg die enkel. Sinds die tijd kijk ik geregeld naar de vloer voor me! Je weet nooit wat voor afgrond je tegen komt?
 
Rinus
Op dit werk had ik ook een collega-timmerman. Zijn naam is Rinus. Om met hem te werken was geen probleem. Hij had er wel kaas van gegeten? Met andere woorden: hij verstond zijn vak wel. Maar Rinus was een beetje goedgelovig in de omgang. En je moest niet aan zijn gereedschap komen zonder zijn toestemming. We moesten alle aangebrachte dakbalken op één lengte afzagen. Geen probleem. Ieder aan een kant van het dak. Spijker op de lengtemaat van de balken en een draad gespannen. Oké, Rinus zag het helemaal zitten. Ik dacht, wacht, even kijken of je alert bent Rinus. Rinus was met zijn rug naar mij toe al druk aan het zagen. Ik haakte de lijn gauw even helemaal uit de richting en riep: Rinus, wat doe je nou, dit gaat helemaal niet goed! Nu moeten we alle balken vernieuwen, Rinuuuuuuus!

Rinus keek verschrikt om en riep: ‘O! néé, heb ik dat gedaan!’ ‘Ja Rinus, dat is jouw schuld, dat wordt ontslag?’ zei ik. Rinus keek eens naar de draad, en Rinus keek nog eens. Toen zei hij: ‘Neem je me nou in de zeik of niet, wat is er nou!’ Ik liet de draad terug schieten en zei: ‘Nee, het valt mee Rinus, ik heb het al opgelost.’ Tot op de dag van vandaag vraagt ie zich af wat er toen loos was. Hij zag het niet.
 
Zijn gereedschap was hem heilig. Ik heb het uitgeprobeert? Als ik zonder te vragen even zijn hamer pakte, keek hij me verschrikt aan. Zijn ogen volgden de bewegingen van zijn hamer, zoals je een vogel ook wel eens zijn kop ziet bewegen. Een beetje schokkerig. Maar ik zei ook wel eens quasi nonchalant: ‘Rinus ik gebruik even je hamer!’ Dan was er niks aan de hand? Hij zei zelfs: ‘Lekker hamertje he! Jan.’
Goeie vent, die Rinus. Ze moesten hem alleen niet zo pesten!
 
Soep
En dan dat geval met die pan soep. Dat was ook op dit werk. Er moest een bekisting voor een betonmuur gesteld worden. Daarvoor moesten we in de tuin van de buren enige werkzaamheden verrichten. Het was natuurlijk weer eens steenkoud zoals meestal het geval. We waren al een tijd bezig toen de buurvrouw naar ons toekwam. Ik heb een pan soep voor jullie allemaal gemaakt, zei ze. Nou mevrouw, u bent de eerste die om ons denkt, enz, enz. Als de pan leeg is komen we hem wel terug brengen, dank u wel! Wij naar binnen met die pan soep. Eigenlijk rook ik het al, een zurige lucht? Ik proefde, maar de soep was niet om te vreten. Rinus vond van wel, hij nam wel drie koppen soep en slurpte de bagger zo naar binnen! Een van de stukadoors had ook varkensneigingen en nam ook zijn portie. Ik zal die pan even terug brengen, zei Rinus. Twee dagen later hoorden we pas dat Rinus de buurvrouw niet thuis trof en de pan met de restanten soep voor haar deur had neergezet. Nog twee dagen later hoorden we dat de buurvrouw haar pan in het parkje aan de overkant van de straat had zien staan. Ze heeft hem toen opgehaald. De pan was door een zwerver helemaal schoongeschraapt en in het parkje gedumpt. We hebben van haar nooit geen soep meer gehad. Jammer hé, Rinus.

Schildersrekening

Schildersrekening
In of op de bouw circuleren soms vreemde vlugschriften en mededelingen van uiteenlopende aard. Van mededelingen en/of aanmaningen van het bedrijf of de uitvoerder, tot velletjes toiletpapier met schetsen waar een bepaalde wand moet komen! Ja, je moet wat als je niks anders voor handen hebt. Soms waren dat hyrogliefen in Arabische stijl, maar meestal toch in Algemeen Beschaafd Nederlands opgesteld. Zo ook onderstaande  rekening van het schildersbedrijf Walrooy, welke enige restauratie werkzaamheden verricht heeft aan de Parochiekerk van de Heilige Geest te Doetinchem. Het bedrijf dient hiervoor een rekening in van 303,55 euro.
 
De pastoor vindt dit bedrag te hoog en vraagt een gespecificeerde opgave.
De rekening ziet er dan als volgt uit:
 
De Heilige Geest overgeschilderd                 32,50
Het paradijs opgeknapt                               17,-
Slang van de duivel gevernist                        2,50
Houtworm achter eva's vijgeblad verwijderd   7,50
Achterwerk van Adam nagekeken                  8,25
Buste van Maria gepolijst en nieuw kindje gemaakt                                                    35,-
Heilige Gertrud een beurt gegeven                 8,75
Billen van Petrus goed schoongemaakt en gevernist                                                     5,60
Heilige Veronica's schimmel onder de oksels verwijderd                                                   6,50
Fluit van de engel Gabriël nagekeken             2,50
Scheur in Heilige Theresia uitgekrabd en dichtgemaakt                                             12,50
Josef's staf gerepareerd en stevig gemaakt     7,50
Maagd in hof klaar gemaakt                          5,20
Heilige Anna gewassen en op de trap bijgewerkt                                                   4,-
Heilige Pauline een pin ingezet                     16,50
Organist geholpen met schoonmaken zak       6,25
Heilige Agnes gat in onderlijf dichtgemaakt     5,-
Maria's gleuf nagekeken en bijgewerkt           4,25
Alle overige maagden een flinke beurt
gegeven                                                    16,50
Arbeidsloon                                              100,--
Totaal                                                      303,55

Het bovenstaande is bedacht door iemand die zeker niks anders te doen had. Misschien een schilder zonder werk? Toch komt dit ongeveer overeen met de werkelijkheid van een gespecificeerde rekening. En daarbij moet bedacht worden dat een schildersbedrijf soms een half restauratieatelier is. Tenminste dat is mijn ervaring.

woensdag 6 augustus 2014

Kempenaerstraat

Kempenaerstraat
Een renovatie en verbouwing van een oude fabrieksruimte naar een woning annex bedrijfsruimte in de Kempenaerstraat was ook een leerzame bezigheid. Ik moest me melden in de Pipowagen voor het gestripte gebouw. ’s Morgens, enige minuten voor zeven uur deed ik nietsvermoedend de deur van de Pipowagen open. Achterin de wagen ontwaarde ik een onduidelijk figuur die zich uit of in zijn broek stond te hijsen? ‘Doe die deur dicht, klootzak,’ riep de onduidelijke figuur. In een opwelling van automatisme deed ik snel de deur weer dicht. Zo stond ik daar dan met mijn hand aan de deurknop in vertwijfeling. Zo werd ik zelden begroet! Ik probeerde het voorzichtig nog een keer. ‘Kan ik binnenkomen,’ riep ik neutraal. ‘Dat moet je helemaal zelf weten, wat moet je,’ hoorde ik achter de deur. Ik deed de deur open en zei: ‘Sorry, maar ik kan niet weten dat u in uw blote kont staat.’ ‘Daar gaat het niet om, maar het is steenkoud met die deur open,’ zei hij. Ik keek hem nu recht aan en zag nu een betrouwbaar gezicht met een kort baardje. Ik zuchte opgelucht en zei: ‘Ik kom hier werken, hoe vindt je die?’ ‘Daar weet ik niks van, mij wordt namelijk nooit iets verteld,’ mopperde hij. Intussen kwam er nog iemand binnen zonder te kloppen? Na wederzijdse voorstelling werd er snel koffie gezet want het was natuurlijk weer eens stervenskoud. Na de koffie werden de taken verdeeld. Glashard werd mij medegedeeld dat ik de klote-klussies moest doen en dat de twee vorengenoemde personen het nu eens rustig aan gingen doen. Ik vind het best, zei ik timide, want ik zag wel dat ik tegen deze twee weinig in te brengen had. Het waren twee prachtige collega’s die Bob en Jimmy. Met recht een paar apart.

Renovatie in de Kempenaerstraat

Prinsengracht
Op de Prinsengracht leek het wel een mierennest. Op deze renovatie van diverse appartementen liepen verschrikkelijk veel mensen rond. Op de binnenplaats stonden alle bedrijfswagens bumper aan bumper geparkeerd. Dat moesten ze selectief doen, want als ze om drie uur ’s middags weer weg moesten en ze stonden niet betrekkelijk vooraan, dan was het hek van de dam? Onze uitvoerder Thoom liep dan druk zwaaiend met zijn armen en een rood hoofd het verkeer te regelen. Heel vroeger stonden hier links en rechts de paarden in hun stallen. Nu appartementen. Ze reden dan met de koetsen door de grote poort naar binnen en naar buiten. Deze poort is er nog steeds. Helemaal achteraan kijk je tegen de kerk van de Keizersgracht. Op dit werk hield ik mij onledig met het aftimmeren van de kamers zoals, plintwerk, platstukken en natuurlijk de kokers. Op de eerder genoemde binnenplaats stond ook een cirkelzaagmachine. Deze werd te pas en te onpas nogal eens verzet, omdat hij eigenlijk in de weg stond. Hij stond dan ook niet meer stabiel. Als ik iets stond te zagen, liepen ze geregeld tegen je hout op, de klojo’s! Het was op die plek een constante chaos! Dit werk heb ik niet helemaal uitgezeten. Ik was elders harder nodig!

Osdorpplein
En dat was op het Osdorpplein. Een bankfiliaal moest zo snel als mogelijk opgeleverd worden. Allerlei ‘rotjes’ die een ander had laten liggen moesten zo veel als mogelijk weggewerkt worden. Met ‘rotjes’ bedoel ik onafgemaakte klusjes. Plafonds die om grote pilaren aangepast moesten worden. Hier en daar een platstuk of een koker. Deurbeslag, betimmering kluis, nou ja noem maar op. Allemaal werk wat onopgemerkt in de vaart der volkeren gedaan moest worden, maar dat iedereen na twee weken al weer vergeten was. Dit werk was als deze laatste zin, langdradig en nietszeggend.

maandag 4 augustus 2014

Van de hel naar de hemel

Hel en Hemel
Na 38 jaar bij één bedrijf te hebben gewerkt en na enige omzwervingen bij andere aannemers, werd ik en Michel aangenomen bij mijn laatste werkgever GF. Ook deze is gevestigd in Amsterdam-noord. Ik moet zeggen: ‘Ik kwam van de hel in de hemel.’ De arbeidsdiscipline was hier zeer ontspannen. Ik voelde een serene rust over me komen. De dwang om me hier waar te maken was totaal afwezig. Toen ik aangenomen werd door Coert, waren er ook geen vragen als: ‘Mag ik je diploma’s even zien of heb je nog stedelijke vernieuwingen op je naam staan?’ Nee, ik ging met mijn maatje Michel geruisloos over naar de hemel.

Oude locatie van GF aan de Koelmantelstraat

Tenierstraat
Deze hemel opende zich voor ons bij een verbouwing van enkele appartementen in de Tenierstraat, vlakbij het Museumplein. Ik vond het een veelzijdige verbouwing. Op het dak werd een penthouse gerealiseerd met op het terras een grote barbecue. In het souterrain kwam een keuken met alles erop en eraan. Onder het penthouse een ruimte met een zitkuil. Je snapt niet dat een van buiten toch statig gebouw van binnen zo creatief kan worden ingericht. Eigenlijk is het wél te begrijpen. Architecten in Amsterdam kunnen meestal weinig met de buitenkant van een bestaand gebouw. Het is óf een monument óf een beschermd iets óf het moet aansluiten aan de bestaande bebouwing. In dat geval kunnen ze niet anders dan hun creatieve geesten loslaten zodra ze een gebouw binnengaan. En wat er dan gebeurt? Ik ga hier niet verder op in want dat is niet mijn ‘ding.’

Toch werd aan de achterkant van dit huis een buiten de gevel gebouwde waranda geheel nieuw in oude stijl opgebouwd. Voor ons timmerlieden, en niet alleen wij, is dit altijd weer een uitdaging om het weer zo mooi mogelijk te maken. Het was zeker een goed begin bij een nieuwe werkgever.

Koelmantelstraat
De betimmering van een zeecontainer aan de binnenkant, ter uitbreiding van het kantoor van deze werkgever, was een weinig verheffende zaak. Maar ja, als je ruimte te kort komt dan wil je wel. Ik heb dit samen met mijn maat Michel volbracht. Hij zag het echter niet zo zitten, dat geknoei aan die container. Via een verbouwing van het restaurant van het Golden Tulip hotel op de Stadhouderskade en enkele bezigheden in een reproductiebedrijf op de Prinsengracht is Michel daarna dan ook opgestapt bij GF. Ik ben ook opgestapt, maar dan naar een grotere klus.

Vrije Universiteit

Vrije Universiteit
Voor deze onduidelijke aannemer, gevestigd te Voorburg, heb ik enige maanden gewerkt. Tot hij verzuimde om mij en mijn maatje Michel uit te betalen! Ja, zelfs de bouwbond moest er aan te pas komen om deze heer failliet te verklaren. Uiteindelijk is dat gelukt.

Het werk betrof de Vrije Universiteit aan de Boelelaan met zijn duizenden studenten. We moesten ons melden bij uitvoerder Ruud van een ander groot aannemersbedrijf. Zij hadden ons weer ingehuurd van de aannemer uit Voorburg. Is het nog te volgen? Maar goed, het maakt niet uit voor wie je werkt, als je maar werkt. Ze waren er met een nieuwe portierslóge bezig. Daar hebben we even geholpen maar werden al gauw op een ander front ingezet. Beneden in de kelder bevinden zich de koelcel en de snijzaal van de VU. Ruud bracht ons er heen. Onderweg vroeg hij terloops aan ons of we tegen de aanblik van dode mensen konden. Ik keek Michel aan en hij keek mij aan. Ik zei dat me dat niet zo veel deed. Michel begon te grinneken en haalde zijn schouders op. Maar het was al te laat. We liepen door een ruimte waar tientallen lijken naar boven lagen te kijken! De meesten lagen in rekken langs de wanden, maar sommigen lagen op verrijdbare brancards. ‘Kijk, zei Ruud, hier moeten jullie stofschotten plaatsen van hout en plastic. Als die mensen (en hij wees op de lijken) in de weg staan dan zet je ze maar even aan de andere kant!’ Ondertussen was de lucht van parafine te snijden. Ruud zei nog: ‘Als het jullie te veel wordt ga je hierboven in de kantine maar wat eten of koffie drinken.’ Hij keek ons veelbetekenend aan. Ik dacht nog: ‘Deze man weet waarover ie praat?’ Er stond een muur die grotendeels weggesloopt moest worden, vandaar die stofschotten. Aan de andere kant van de muur moest een hypermoderne snijzaal ingericht worden. Doordat er ook een nieuwe koelcel geplaatst werd waren de bewoners van de oude cel even verderop geparkeerd. We zijn de eerste dagen alleen in de kantine geweest om koffie te drinken. Eten was er niet bij, want door die lucht beneden hield je dat niet binnen. Echter na een week wist je niet beter meer. Langzaam begonnen we weer te eten. Zelfs Michel ging weer lachend naar zijn werk.

Toen de snijzaal zo’n beetje klaar was werd hij successievelijk in gebruik genomen. Als een stoffelijk overschot aan de beurt was dan werd die eerst schoongespoten met water. Daarna netjes een witte doek over de schaamdelen (als die nog aanwezig waren) en hop de zaal in om besneden te worden. Bij sommige lijken was alles er al uitgehaald. Dan keek je van zijn of haar kruis, langs zijn ribben en bovengebit zo zijn schedel in. Dat waren met recht overschotten! Hulde voor de mensen die hun lichaam ter beschikking durven te stellen aan de wetenschap.

Toch waren we blij dat we naar een ander werk moesten. De hele dag bij mensen werken die stil naar boven liggen te kijken is ook niet alles.

donderdag 31 juli 2014

Ontslag en solliciteren

Tegels
Maar ik kon toch niet zeggen dat deze aannemer veel spectaculair werk had. Het was ook van oorsprong een metsel en tegelbedrijf. Het waren trappenhuizen met veel tegelwerk en badkamers of badcellen met, ja je raad het al, tegelwerk. Ik moest dan de leuningen op de trappenhuizen weer monteren en in de badcellen wat aftimmeringen en de deur herplaatsen. Er was warempel ook nog een particuliere klant die ze mij toeschoven. Dat was op de Leeuwarderweg. Ik dacht nog: hé, een stuk vloer vernieuwen en een nieuwe deur. Steeds meer kreeg ik  kleine klusjes te verwerken. Die moest ik dan met een bedrijfswagen afrijden. Ook werden in de auto’s allerlei apparaten geïnstalleerd. Dan konden ze je op het kantoor helemaal volgen. Maar aan mij hadden ze een verkeerde, ik zette alles af. ’s Middags als ik dan de wagen weer terug bracht zei Ruud onze uitvoerder: ‘Hé Jan, je was weer niet te bereiken?’ ‘O sjorry, zei ik dan, heb ik weer alles afgezet?’ Dat heeft gelukkig niet lang geduurd.

Ontslag
Het bedrijf kreeg betalingsmoeilijkheden. ‘Weet je wat, zei onze baas Jaap, we gooien al die timmerlieden er uit. Dan zal het wel beter gaan?’ En zo gebeurde het. 5 tot 6 man gingen er tegelijk uit. Ik weet het nog goed. Ik was de eerste die op kantoor moest komen want ik werkte er het kortste van alle timmerlieden. Met een voorzichtig betoog gaf Jaap mij te verstaan dat ik niet meer nodig was. Jaap dacht misschien dat ik flauw zou vallen maar ik had al een vermoeden dus ik vertrok geen spier. Het was trouwens ook niet de eerste keer. Ik vond het best. Kon ik teminste solliciteren bij een échte aannemer. Nou, dat heb ik geweten!

Solliciteren
Na ongeveer 5 maanden gesolliciteerd te hebben bij alle aannemers van Amsterdam en omgeving was ik nog steeds werkloos. Ik bood mij in open sollicitaties aan in een korte en bondige brief. Meestal volgde er een vriendelijke afwijzing en kwam ik onder in een bureaula terecht. Enkele gesprekken heb ik toen gehad bij verschillende bedrijven. Een aannemer kon me wel gebruiken, maar ik moest dan wel een derde van mijn oorspronkelijke loon inleveren! Ik zeg: ‘Je denkt toch niet dat je een schooljongen voor je hebt. Voor dat hongerloon van jullie krijg je niemand, wat denk je wel!’ Ze keken nog écht verbaasd ook toen ik dat zei. Ik weg. Een andere aannemer vroeg of ik al mijn diploma’s mee wou nemen. Dat vond ik vreemd. Want wie vraagt een 54-jarige nou nog naar zijn diploma’s. Maar goed, ik had ze natuurlijk wel bewaard. Daar ga je tenslotte niet de kachel mee aanmaken? Toen ik daar kwam was er koffie en koek. Het gesprek ging de kant op van ouwe jongens krentenbrood. Maar de diploma’s vond hij het mooist. ‘Wat een curiositeiten’ zei hij. ‘Ja dat kan je wel zeggen, zei ik. Maar hoe zit het nou met het werk?’ ‘Maandag hoor je het van me,’ zei het krentenbrood. Inderdaad belde hij met de mededeling dat er twee zieken terug gekomen waren op het werk en ik eigenlijk niet meer nodig was. Dat was het. Uiteindelijk werd ik uitgenodigd voor een gesprek voor de commissie Bouwvakwerk op het arbeidsbureau. Omdat ik al een wat oudere werknemer was wilden ze mij persoonlijk begeleiden? Hier was het ook weer ouwe jongens krentenbrood. Het waren drie aannemers waarvan ik er twee kon. Nog tijdens het gesprek kwam er een werkgever op tafel. Dat is een betrouwbaar iemand werd er gezegd. Neem contact met hem op en je zit gebeiteld. Ik liet het over me heen komen. Ik wist echter niet dat het een ordinaire koppelbaas en professioneel wanbetaler betrof. De commissie Bouwvakwerk, hé, trap er niet in!

Faillissement

Brouwersgracht
Van een pakhuis op de Brouwersgracht moesten alle luiken vervangen worden. Dat was een behoorlijk zware klus. Een hijstouw werd dan aan een deur bevestigd zodat we hem met twee man uit zijn hengsels konden hijsen. Elke deur kreeg een nummer anders wist je later niet meer waar hij gehangen had. In de werkplaats moesten we deze deuren, welke van boven allemaal verschillend rond waren, namaken. Het waren er 46, dat weet ik nog wel. Het moeilijkste was nog om de grote oude scharnieren weer exact op dezelfde plaats op de nieuwe deur te bevestigen. Je moest dan maar afwachten of het zaakje feilloos draaide. Maar met hier en daar een kleine aanpassing is dat aardig gelukt.
Dit werk was tevens het laatste wat ik bij dit bedrijf uitgevoerd heb. Door een arbeidsconflict, uitgelokt door een nepallochtoon, kwam ik in de ziektewet terecht. Bijna 38 jaar heb ik er gewerkt! Tijdens deze onvrijwillige werkpauze ging het hele bedrijf failliet met mij erbij. Nadat alle besonjes om het faillissement voorbij waren was ik tien kilo lichter en was het bijna een half jaar later.

Brouwersgracht het pakhuis met de luiken

Papaverhoek
Ongeveer 5 maanden heb ik gewerkt voor een aannemer gevestigd in Amsterdam-noord. Op zich was het wel divers werk. De eerste tijd was ik bezig in en om de werkplaats. Weer moest ik met diverse machines werken die net weer even anders bediend moesten worden dan ik gewend was. Maar dat had ik redelijk gauw door. Chef de werkplaats was ene Cor. Hij dacht: zo’n ervaren rot hoef ik niks meer te leren! Dat hoefde ook niet maar wel datgene wat voor mij vreemd was. Je moet het zien als dat je jaren in een museum voor oude kunst gewerkt hebt en je komt dan in een museum voor moderne kunst terecht. Even wennen alstublieft!

Tafeltjes
Ik herinner me dat ik met Cor samen enige tientallen houten bladen van terrastafeltjes op moest knappen. Schuren, lakken, schuren, lakken en weer lakken met blanke lak. Aardig werk, je was bezig. We mochten ze ook gemonteerd weer wegbrengen naar een zaak die in de Sint Luciënsteeg gevestigd is. Als je door de steeg loopt dan zie je ze staan. Ze zien er nog steeds goed uit.

Fietsendief

Herengracht
Banken, heb ik ook veel gewerkt. Op de Herengracht veelvuldig aanwezig en daar niet alleen. Maar op de Herengracht tussen Vijzelstraat en Thorbeckeplein waren ook nog enkele stijlkamers. Kamers met de inrichting nog uit de 17e of 18e eeuw. Daar moest dan alleen iets aan de deuren of ramen gebeuren. Aan de rest van de inrichting mocht je niet komen. Maar in de rest van het complex werd er veranderd dat het een lieve lust was. Liften werden hier aangebracht maar de monumentale trappenhuizen werden in hun waarde gelaten.
Het mooie van werken in een bankgebouw is dat je er de ruimte hebt. Een verdieping wordt dan in zijn geheel aangepakt anders is er teveel overlast voor het personeel. Voor ons werklui is het ook makkelijker i.v.m. aan en afvoer van materiaal. De diciplines bank en bouw kan je beter gescheiden houden. In de kelder bevond zich een enorme kluis. Wij waren altijd nieuwsgierig hoe deze er van binnen uit zou zien. Ik ben er één keer in geweest i.v.m. enig onderhoud. Volgens mij heeft alleen de Nederlandse Bank een grotere kluis.
Het maken van balie’s en andere betimmeringen was ons dagelijks werk. Bijna het gehele gebouw werd voorzien van systeemplafonds waartussen airconditioning werd aangebracht. We waren in het souterain bezig waar ik mijn fiets door het smalle raam kon zien staan. Op een moment begon iemand mijn fietsslot te mollen. Ik kreeg dat in de gaten en rende met een noodgang door het gebouw naar de trap. Toen ik boven was rende ik naar de uitgang maar ik was te laat. Bij het Thorbeckeplein zag ik iemand op mijn fiets wegspurten! Ik was woest. Drie dagen later zag ik mijn fiets terug, op de hoek van de Vijzelstraat. Tenminste ik dacht dat het mijn fiets was. Maar ik kon het niet zo gauw zien, want de berijder zag mij kijken en ging er als een speer vandoor. Ik keek naar het gebouw waar deze figuur uitgekomen was. Het was de sociale dienst. Ik wist genoeg. Een veelpleger! Een veelpleger is in mijn ogen geen mens maar een dier. Een dier dat veel gelijkenis vertoont met ratten. Die moet je in de beton storten.

Herengracht tussen Thorbeckeplein en Vijzelstraat
Vóór bovenstaande klus werkte bij ons bouwbedrijf een uitvoerder die Jos B. heette. Jos kon hogerop komen bij deze bank en meer verdienen bij hun technische dienst. Dus was Jos weg bij ons en kwamen we Jos daar weer tegen? Hé Jos, jij hier riepen wij. Jos keek niet zo vrolijk en kwam naar ons toe. ‘Ja zegt hij, ik werk nu hier. Maar zouden jullie hier in het bijzijn van anderen ‘meneer Jos’ tegen me willen zeggen, want dat is hier mijn gebruikelijke aanspreektitel!!!’ Hij was al weer weggelopen, maar onze monden stonden nog een hele tijd open van verbazing.
Twee of drie jaar later hoorden we dat Jos op een akelige manier aan zijn eind was gekomen. Hij reed met zijn auto langs een vrachtauto met oplegger. Daarop bevond zich een enorme scheepsschroef. Door onduidelijke oorzaak raakte de schroef los en kwam boven op de wagen van Jos terecht. Jos was niet meer. Zoiets wens je natuurlijk niemand toe. Tragisch ongeval stond er in de krant en terecht.

Twee hamers

Woonboot
Het buitenschot van een woonboot op de Keizersgracht vlak bij de Amstel moest geheel vervangen worden. En dan bedoel ik het schot aan de waterkant dus niet aan de walkant. Maar hoe kom je daar bij? Er zat geen brede rand waar je op kon staan. Maar geen nood. Aan de overkant lag een woonboot met een vlot. Na vriendelijk verzoek of we het vlot twee dagen mochten lenen voeren we van de overkant naar onze werkplek. Met twee man op dat vlot was toch een beetje riskant. We moesten geen rare bewegingen maken anders kapseisde het ding. Het slopen van het oude schot ging nog wel maar het aanbrengen van nieuwe delen gaf nog enige problemen. Telkens als je een nagel in de nieuwe deel wou slaan dreef het vlot van de boot af en stond je te wankelen op dat rotding. Bij het inslaan van een nagel verloor ik mijn hamer. Hij verdween achter mij in de plomp. Ik begon te mopperen over gevarengeld en gereedschapvergoedingen. Nog geen half uur later liet mijn maat zijn hamer in het donkere water verdwijnen. Weer gemopper en gevloek. We moesten wel nieuwe hamers halen anders kon het werk niet afgemaakt worden. Op kantoor werd ook gemopperd. We kregen geen gevarengeld maar onze hamers werden na veel vijffen en zessen wel vergoed. Geef mij nog zo’n klus.

Keizersgracht de woonboot

Keizersgracht
Ook op de Keizersgracht woonde een oudere man die af en toe wat onderhoudswerk door ons liet verzorgen. Sommige mensen willen dan steeds dezelfde persoon zien, zo ook bij hem. Ik mocht als enige bij hem werken. Hij bezat een heel pand op de gracht. Zijn beroep was houthandelaar, maar hij was al met pensioen. Aan een ver familielid verhuurde hij een verdieping. Hoe weet je dat allemaal zult u zeggen. Gewoon door het te vragen. Bijvoorbeeld, in de woonkamer hing een groot schilderij met een man en een vrouw, duidelijk een echtpaar. Ik, nieuwsgierig als ik ben, vraag wie dat zijn. Krijg ik als beloning te horen dat het zijn ouders zijn, en dat hij het schilderij zelf had gemaakt. Zijn moeder kwam uit Noorwegen en zijn vader uit Friesland, enz, enz. Ik zeg, ik doe aan stamboom onderzoek. U heeft dezelfde naam als een van mijn voorvaderen in de zijlinie. Ik zal eens kijken of het familie is. Nou, dan kan je niet meer stuk. Dan móét je terugkomen.

Op een keer wilde ik naar huis, het was tijd. De heer des huizes had visite van iemand die een tekening van hem gekocht had. Hij zegt: wacht Jan kan jij deze tekening voor ons nog even inpakken. Hij moet tussen twee plaatjes board op maat en dan in karton. Ik zeg dat is goed. Het was een half uurtje werk, dat kon er ook nog wel bij. Toen ik klaar was kreeg ik wél honderd gulden in mijn handen gedrukt. Dan wil je wel terug komen!

Koffiehuizen

Koffiehuizen
Nu we het er toch over hebben. Bijna elk koffiehuis wat pakweg tussen 1960 en 1980 in Amsterdam open was heeft klandizie van mij gehad. Sloten koffie heb ik en mijn maten achterover geslagen. Soms gepaard gaande met een echte Amsterdamse gehaktbal. We hadden de ochtendschaft van kwart over negen tot half tien en ’s middags van half een tot één uur. Als het erg koud was zaten we ’s morgens zonder het zelf te willen iets langer in de warme zaak. Wat een ellende: zat je net in een goed gesprek kon je weer naar buiten waar de vogeltjes fluiten? Nou, de vogeltjes floten niet hoor. Het was tien graden onder nul! In die koffiehuizen ontstonden vaak felle discussies over wat op de voorpagina van een groot landelijk dagblad gedrukt stond. Het liefst ging ik naar de oude bruine koffiehuizen. Lekker donker en goor. Zoals op de Westermarkt, hoek Jacob van Lennepstraat Bilderdijkstraat, Albert Cuypstraat, Elandsgracht, en vele anderen. En natuurlijk niet te vergeten koffiehuis 1890 op de Amstelveenseweg. Bijna allemaal zijn ze verdwenen, behalve 1890, die zit er nog steeds. Andere koffiehuizen zijn ervoor in de plaats gekomen maar daar heb ik niets mee. Daar wordt te weinig koffie gedronken en teveel gerookt!

Vroeger koffiehuis 1890 nu café bar 1890 aan de Amstelveenseweg

Brouwersgracht
Echte restauraties van particuliere panden zijn zeldzaam omdat deze meestal niet te betalen zijn. Of er moet een fikse subsidie beschikbaar zijn, dan wordt het een andere zaak. Ik heb ze wel meegemaakt maar zoals gezegd zeldzaam. Op de Brouwersgracht hadden we een pand wat geheel opgeknapt is. Ikzelf heb met ome Willem alle bewerkelijke betimmeringen en deuren gemaakt. Aan de werkplaats weliswaar, maar toch. Op het werk zelf zat weer een andere ploeg die de boel op zijn plaats bevestigde. Een echt stuk restauratie.

Geldersekade
Zo ook op de Geldersekade het trappenhuis van een pand gerestaureerd moest worden. Een trappenhuis is erg bewerkelijk, want je komt nergens behoorlijk bij. Overal moet je op een steiger werken, behalve bij de voordeur want dan sta je op de begane grond. Vanaf de steiger konden we ook de peeskamertjes aan de overkant van de kade goed in de gaten houden. De een hield bij hoeveel keer per uur er iemand naar binnen ging. De ander zwaaide regelmatig naar de dames van plezier. En een derde stond regelmatig met zijn duim tussen zijn wijs en middelvinger gebaren te maken. Zo had ook hier een ieder zijn taak!

Amsterdam Zuid

Belgisch consulaat
Op het Muzenplein tegenover de Apollohal huisde in mijn tijd de Belgische Consul. Het is een monumentaal pand en het is in deze buurt wel op zijn plaats, qua architektuur dan. Beneden is helemaal door ons verbouwd. Het bezit ook een aanlegsteigertje aan het Zuider Amstelkanaal. Er staat een grote flaggenmast in de voortuin. Toen wij, ik en chef Ben, de mast geplaatst hadden heb ik nog tegen chef Ben gezegd dat hij scheef stond. Maar daar was volgens hem geen sprake van. Het is zeker meer dan twintig jaar geleden, maar telkens als ik er langs rij zie ik die mast staan, scheef. Zo scheef als een meloen.

Koninginneweg
Een groot budgethotel op de Koninginneweg was ook klant van ons. Wat we daar allemaal verbouwd hebben is zo niet op te sommen. Maar de grootste waren de eetzaal en de keuken. Het toeval wilde dat bij het verbouwen van de eetzaal juist een Molukse gijzeling plaatsvond in de straat aan de overkant. Ook de Mobiele Eenheid huisde in het hotel. Zij moesten de omgeving bewaken en eventueel klaarstaan voor een inval. Wij maakten wel eens geintjes tegen die gasten, zoals: ‘Geef me even je pistool want ik heb mijn hamer in de tuin laten liggen?’ Flauw, ja natuurlijk. Maar die gijzeling duurde nogal lang dus op den duur wordt je vrij melig. Je mocht ook zo min mogelijk voor de ramen komen. Ze zouden eens onze richting uit kunnen schieten. Nou, voor dat die kogel bij ons was lagen wij allang op de grond. Weer flauw!

Buitenveldert
Verbouwingen bij particulieren. Ik kan ze niet meer tellen op de vingers van twee handen. Al stonden we met tien man naast elkaar dan kwam ik er nog niet. Een alleenstaande oudere vrouw ergens in Buitenveldert wilde haar kamer en keuken verbouwd. Met hulp van de meermalen genoemde binnenhuisarchitect Frans is dat gelukt. Mijn persoontje stond daar uiteraard tussen om het werk fysiek te doen slagen! Wat mij van deze klus bijgebleven is dat het toen verschrikkelijk koud was. Wel 25 graden onder nul. Tenminste, het was 15 graden onder nul maar als je buiten kwam dan was het veel kouder door de wind. Het was verschrikkelijk, vooral ‘s morgens vroeg, als je net uit je bed kwam. Brrrrrr. Gelukkig bestond deze klus hoofdzakelijk uit binnenwerk.

Buitenveldert was toch een geliefde buurt voor mijn baas om verbouwingen uit te voeren. De hoofdzaak was dat er toch redelijk veel geld (.) in deze buurt woonde. En de mond tot mond reclame deed daar toch meer zijn werk dan in andere stadsdelen. Een arts, een gemeentelijke voorlichtster, architecten, reklamebobo’s, een hoteleigenaar, een actrice, noem maar op. Toch allemaal mensen met een boven modaal inkomen. Voor mijn baas heel aantrekkelijk.

Voor ons was het iets minder aantrekkelijk. Bouwvakarbeiders meten de aantrekkelijkheid van een buurt aan de hand van het aantal koppen koffie dat zij aangeboden krijgen. En dat was wonderwel in deze buurt minimaal? Je had daar klanten die de werklui gewoon binnenhaalden en van koffie voorzagen. Die kon je tellen. Je had er ook die de koffie door een kier van de deur aangaven. Ook al regende het pijpestelen? Dan moest je het van arremoede op een luwe plaats opdrinken. Die waren in de meerderheid. Je had ook ‘klanten’ die helemaal geen koffie offreerden. Oké, niet! Dan gaan wij ‘even’ naar het koffiehuis mevrouw. Het werk lag dan wel stil. In de bouw is het gebruikelijk dat er twee keer op een dag geschaft wordt. Dat komt ook doordat men al om zeven uur ’s morgens begint. Om met kou en regen van ’s morgens vroeg tot half een onafgebroken buiten te vertoeven, is haast niet op te brengen. Dan snak je naar een koppie koffie. Met suiker en melk graag!