Herengracht
Banken, heb ik ook
veel gewerkt. Op de Herengracht veelvuldig aanwezig en daar niet alleen. Maar
op de Herengracht tussen Vijzelstraat en Thorbeckeplein waren ook nog enkele
stijlkamers. Kamers met de inrichting nog uit de 17e of 18e eeuw. Daar moest
dan alleen iets aan de deuren of ramen gebeuren. Aan de rest van de inrichting
mocht je niet komen. Maar in de rest van het complex werd er veranderd dat het
een lieve lust was. Liften werden hier aangebracht maar de monumentale
trappenhuizen werden in hun waarde gelaten.
Het mooie van werken
in een bankgebouw is dat je er de ruimte hebt. Een verdieping wordt dan in zijn
geheel aangepakt anders is er teveel overlast voor het personeel. Voor ons
werklui is het ook makkelijker i.v.m. aan en afvoer van materiaal. De
diciplines bank en bouw kan je beter gescheiden houden. In de kelder bevond
zich een enorme kluis. Wij waren altijd nieuwsgierig hoe deze er van binnen uit
zou zien. Ik ben er één keer in geweest i.v.m. enig onderhoud. Volgens mij
heeft alleen de Nederlandse Bank een grotere kluis.
Het maken van
balie’s en andere betimmeringen was ons dagelijks werk. Bijna het gehele gebouw
werd voorzien van systeemplafonds waartussen airconditioning werd aangebracht. We
waren in het souterain bezig waar ik mijn fiets door het smalle raam kon zien
staan. Op een moment begon iemand mijn fietsslot te mollen. Ik kreeg dat in de
gaten en rende met een noodgang door het gebouw naar de trap. Toen ik boven was
rende ik naar de uitgang maar ik was te laat. Bij het Thorbeckeplein zag ik
iemand op mijn fiets wegspurten! Ik was woest. Drie dagen later zag ik mijn
fiets terug, op de hoek van de Vijzelstraat. Tenminste ik dacht dat het mijn
fiets was. Maar ik kon het niet zo gauw zien, want de berijder zag mij kijken
en ging er als een speer vandoor. Ik keek naar het gebouw waar deze figuur
uitgekomen was. Het was de sociale dienst. Ik wist genoeg. Een veelpleger! Een
veelpleger is in mijn ogen geen mens maar een dier. Een dier dat veel
gelijkenis vertoont met ratten. Die moet je in de beton storten.
Vóór bovenstaande
klus werkte bij ons bouwbedrijf een uitvoerder die Jos B. heette. Jos kon
hogerop komen bij deze bank en meer verdienen bij hun technische dienst. Dus was
Jos weg bij ons en kwamen we Jos daar weer tegen? Hé Jos, jij hier riepen wij.
Jos keek niet zo vrolijk en kwam naar ons toe. ‘Ja zegt hij, ik werk nu hier. Maar
zouden jullie hier in het bijzijn van anderen ‘meneer Jos’ tegen me willen
zeggen, want dat is hier mijn gebruikelijke aanspreektitel!!!’ Hij was al weer
weggelopen, maar onze monden stonden nog een hele tijd open van verbazing.
Twee of drie jaar later
hoorden we dat Jos op een akelige manier aan zijn eind was gekomen. Hij reed
met zijn auto langs een vrachtauto met oplegger. Daarop bevond zich een enorme
scheepsschroef. Door onduidelijke oorzaak raakte de schroef los en kwam boven
op de wagen van Jos terecht. Jos was niet meer. Zoiets wens je natuurlijk
niemand toe. Tragisch ongeval stond er in de krant en terecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten