donderdag 17 april 2014

Kalverstraat

Kalverstraat
Samen met ome Willem hebben we een fotohandel op de hoek van de Kalverstraat en het Muntplein verbouwd. Nu een zaak in en voor scheepsbenodigdheden. Deze winkel was zo hoog dat er een tussenverdieping in gezet moest worden. Tevens moesten er etalages gemaakt worden. En dat alles terwijl de verkoop gewoon door moest gaan. Je stond daar in een onnatuurlijke houding in de etalage te werken terwijl er verschillende mensen buiten in een deuk lagen. Je stond er gewoon de hele dag te kijk. We zaten ook te schaften in de etalage. En wat je dan voorbij ziet lopen is niet normaal. Nee, in de Kalverstraat lopen bijna geen ‘normale’ mensen. Dat durf ik wel te stellen. En nu, na vele jaren, loop ik nog wel eens door deze straat. Maar de stelling van toen is nog steeds van kracht? Als je nagaat dat er in die jaren tussen Scheveningen en Den Helder zeker 5 of 6 psychiatrische inrichtingen gesloten zijn, moet je je afvragen waar al de patiënten gebleven zijn! Juist ja, die lopen in de Kalverstraat.

P.C.Hooftstraat
En dan de schoenenzaak in de P.C. Hooftstraat. Gemaakt door ome Willem en Jan, staat er aan de andere kant van het zachtboardplafond. Deze zeer Engels aandoende zaak was gespecialiseerd in aangepaste schoenen. Had je platvoeten of hamertenen, dan kon je daar terecht. De eigenaar sprak ook met een Engels accent. Hij zag er ook uit als een arristocraat. Heel typisch. De hele inrichting van deze zaak is onze schuld geweest. Ja, ik kwam toen elke dag in de P.C. Hooft, maar jammer genoeg niet om inkopen te doen!

Puin ruimen

Puin ruimen
De familie van een groot confectiehuis kwam wonen in de Lairessestraat. Schuin tegenover het woonhuis van mijn baas. Dus eigenlijk werkten wij tussen het hol van de leeuw en zijn prooi? Affijn, in ieder geval moest het hele huis verbouwd worden. Daar heb ik wat afgebeuld. De hoeveelheid puin was daar in eerste instantie niet te overzien. Het ergste was dat ik moest zorgen dat die hoeveelheid puin verwijderd werd. Dat moest gebeuren met een bakfiets. Kan je nagaan hoelang dat geleden is! Dat was nog voor het container tijdperk. Als de bakfiets volgeschept was met puin moest ik hem naar een puinschuit brengen. Deze puinschuit lag op de Zieseniskade, tussen het Leidseplein en de Spiegelgracht. Op deze route lagen 2 bruggen. Nou je begrijpt dat ik bij die bruggen verschillende keren bijna gestorven ben van inspanning. En mijn baas zeker meerdere keren, maar dan aan verschillende ziektes! En dan moest die bakfiets met behulp van de puinbaas nog op die schuit geduwd worden. Uiteindelijk moest ie weer leeggeschept worden. En toen weer terug. Er kwam geen eind aan. Na twee weken en ruim 50 bakfietsen werd het me teveel. Ik begon er slecht uit te zien en huilde geregeld dat ik het niet meer volhield. Ik riep: laat iemand één keer doen wat ik op één dag presteer. Maar die was er niet. Tenminste niet iemand die zo weinig verdiende als ik. Een volslagen timmerman stuurde je niet met een bak puin op stap! Dat kost alleen maar geld. Toen was de wereld al verrot! Nee, ze hielpen liever een leerling zoals ik mentaal naar de kloten! Bij deze klus ben ik dan ook mijn geestelijke onschuld verloren.

Lairessestraat
In de Lairessestraat, om precies te zijn in het Physiologisch Laboratorium, heb ik ook nog enige voetstappen liggen. Het zijn vage herinneringen uit dat gebouw. Maar wel weet ik dat er verschillende lijken op rollende brancards lagen te wachten op een laatste onderzoek. Gek, dat me dat bij blijft, maar wat daar verbouwd moest worden ben ik kwijt.

Bos en Lommer
Aan het Bos en Lommerplein staat langs de A10 het voormalige GAK gebouw. Daar, ergens op de 6e verdieping moesten enkele stenen muren weggesloopt worden i.v.m. een grotere ruimte. Dat was op zich geen probleem, maar het moest ’s avonds gebeuren. Ik zie ons nog lopen met volle kruiwagens naar de lift. Twee kruiwagens vol mochten erin. Dan beneden naar de achterkant van het gebouw waar een container stond met een oprij plank. Voor de container even drie keer goed lucht happen en dan met een noodgang die schuine plank op. Het ging wel eens fout en dan pleurde de kruiwagen met puin net voor de container op de straat. Het duurde soms meer dan een kwartier voor we weer boven in het gebouw waren. Het handmatig slopen van de muren en het afvoeren van het puin heeft wel een week geduurd.

donderdag 10 april 2014

IJsselbuurt

Douche met toilet
We hebben veel renovatieklussen gedaan. Bijvoorbeeld een hele straat voorzien van doucheruimte met toilet. Het was meen ik in de IJsselstraat. Oude woningen met toilet, maar zonder douche. De aanpassing was voor ons een makkie maar voor de bewoners een ommekeer in hun leven. Na een afspraak met de bewoners sloopten we eerst de muren (wandjes) van de bestaande WC weg. Deze WC grensde aan de keuken. Dus dat was een ingrijpend iets. Dan spijkerden we de bekende twee en drie op de vloer ter grootte van de nieuwe douche met toilet. Daarbinnen sloopten we de vloer helemaal weg. Dus de balken werden zichtbaar. De loodgieter had dan de ruimte om zijn leidingen te leggen. Als dat gebeurd was kon de vloer weer dichtgemaakt met ijzeren zwaluwplaten, ook wel Lewisplaten genoemd. Daarover werd dan een betonvloertje gestort, netjes tussen de overbekende twee en drie. De leidingen voor water en elektra kwamen dan door de twee en drieën omhoog in de nieuwe wand van porusosteen. Deze wand werd op de twee en drieën gemetseld tot aan het plafond. Daarin werd nog een kozijn geplaatst dat later de toegang tot de natte ruimte zou zijn. Al met al ben je dan zo'n vijf dagen verder. De bewoners gingen bij de buren of familie naar het toilet. Wij hadden meestal een lege woning tot onze beschikking waar de bewoners ook wel kwamen urineren of erger!
Voor de verdere afwerking was nog wel een week nodig. Metselaar, tegelzetter, elektriciën, stukadoor, schilder, en de loodgieter voor de afmontage van de WC-pot en de douch. Wij, timmerlieden, moesten altijd een oogje in het zeil houden en zonodig assistentie verlenen. Ook hingen wij als laatste de deur in de toiletruimte en plaatsten het luchtrooster. Voor ons was het routinewerk. Maar de bewoners konden ons op het laatst wel uitspugen.
Het was dan gebruikelijk om als afsluiting van het werk samen met de jonge (vrouwelijke) gebruiker van de nieuwe ruimte te douchen! Althans dat stond in de statuten van ons bedrijf en was eigenlijk een goed gebruik onder de bouwvakkers! Niemand is ooit in deze voorstelling van zaken getrapt. Ik heb nog nooit het genoegen mogen smaken om samen met een vrouwelijke bewoner te mogen douchen. Zo blijft er weinig cultuurgoed over.

Zoals gezegd was het voor ons routinewerk maar voor mijn baas was het natuurlijk een bewerkelijk geheel. Hij moest tenslotte alles zo vloeiend mogelijk laten verlopen. Ook om zo weinig mogelijk klachten van de bewoners te krijgen. Hij wilde natuurlijk bij zijn opdrachtgever ook zo goed mogelijk voor de dag komen. Dit in verband met eventuele vervolgopdrachten. Daar denkt de gewone bouwvakker niet zo gauw aan maar de baas wel. Nou ja, hij heeft het tenslotte zelf gewild.

Wrok
Op bijna dezelfde lokatie, Churchilllaan, moesten alle zolderramen vernieuwd worden. Deze waren al opgemeten en aan de werkplaats gemaakt door onze toen nog onvolprezen chef Ben van de werkplaats. Chef Ben deed alles in de werkplaats. Volgens mij was chef Ben in de werkplaats geboren. Hij wist precies waar alles lag, en of er nog iets besteld moest worden. Nou ja, tenslotte ben je chef of geen chef. Jaren later toen chef Ben dood was, is ome Willem nog een tijd chef geweest. Toen Willem in de VUT ging, werd ikzelf chef. Hé, hé, eindelijk chef! Je werd echter wel verantwoordelijk voor al het werk wat er uit de werkplaats kwam. Maar je was in al die jaren een ervaren rot geworden, dus dat lukte wel. En af en toe (zeer sporadisch, eigenlijk nooit) kreeg je een schouderklopje van het dan heersende bazenbestand. Maar dat was natuurlijk om je mak te houden want ze hadden niemand anders die al die werkplaats klussen kon overzien? Loonsverhoging was er niet bij. Als dat wel eens ter sprake kwam, dan had je ineens niet de juiste papieren, of je verdiende al veel voor je leeftijd. Van zuks dus? Als het maar geen geld koste. Typische Hollandse zuinigheid, boerenzuinigheid, en waarvoor. Voor henzelf ja. Ik kreeg niks, ja een grote mond kon je krijgen. Je was in hun ogen een pissebed waar je op moest gaan staan! Het klinkt misschien wat bitter, maar zo zie ik dat. Nooit, maar dan ook nooit, werd er van boven af eens sociaal over je gedacht. God nee, want dan gaat hij zich misschien iets verbeelden! Nee, trappen maar, trappen maar. Nou het is ze niet gelukt om me voorgoed de grond in te trappen. Zij zijn allemaal afgestorven en ik leef nog. Welliswaar iets beschadigd, maar ik leef!

Minervaplein

Minervaplein
Op het Minervaplein werkte ik ook samen met Appie. Hier moest een woning het ontgelden. Die woning moest volledig opgeknapt worden. Het Minervaplein ligt in het sjieke gedeelte van Amsterdam-zuid. Dus dat was lappen om de hamer, schoenen uit, geen lawaai, niet poepen en piesen want dat was vies, niet hardop vloeken want dat was verboden. Kort gezegd, je moest om de buren denken. Maar zij dachten niet aan jou. De hele woning moest gestript worden. Alleen het toilet in de ruimte met dezelfde naam mocht voorlopig blijven staan. Ja, nogal wiedus, je moet toch schij ... poepen! Dat deden we dan ook. Het nare was dat de pot al gauw verstopt was, met teveel mensen. Dus de loodgieter moest dat maar even oplossen. Nou, hij moest het elke drie dagen oplossen. Volgens mij is het riool verstopt, opperde hij. Hoe het ook zei, de pot was constant volgescheten. Op een gegeven moment was het werk zover dat de wc-pot omgewisseld moest worden voor een nieuwe. Wij, Appie en ik, waren bouwvuil aan het afhijsen. Dus ik zeg tegen Ap, die beneden op straat stond, dat hij even moest wachten. Het volgende vrachtje zou zeer bijzonder zijn? Met opgetrokken neus bukte ik mij over de volgescheten pot met stront. Ik tilde hem voorzichtig op en zette hem bij het hijsraam op het hijstouw. Ik maakte de lus met het touw en trok hem strak. Toen gaf ik een kreet naar beneden en er werd aan het touw getrokken. De pot met poep zwaaide met een sierlijke boog naar buiten. Appie verwachtte zoiets niet. Hij zag de pot, liet het touw los en rende weg. Gelukkig kwam de pot van twee hoog precies in de container terecht en spatte daar in stukken uit elkaar. Hij spatte letterlijk want de hele container zat onder de stront! Ap zei later: ‘die vuiligheid van een ander mot ik niet.’

Ap hield niet van dat soort vuiligheid. Smerige handen vond hij niet erg, maar er moest geen poep aan komen. Dan was hij als de dood. Ikzelf vindt het niet zo erg als er poep aan de handen komt. Maar het moet natuurlijk niet te gek worden. Verstandig is toch om voor het eten even de handen te wassen. Niet alleen voor jezelf maar ook voor de anderen die weten dat je met poepiedoe gewerkt hebt.

Water en zout
Dezelfde klus was bijna op het einde. In sommige kamers lag al vloerbedekking. En geen goedkope rommel. Heel lichte vloerbedekking, zo besmettelijk als wat. Toch moest er door een stomme communicatiefout nog een oude verwarmingsradiator verwijderd worden. Er zaten geen leidingen meer aan. Wij maakten hem los van zijn beugels en tilden het loodzware ding op zijn kant de kamer uit. Bij het raam aan de voorkant zetten we hem klaar om af te hijsen. We liepen terug naar de kamer en schrokken ons wezenloos. Een spoor van inktzwart water liep over het nieuwe lichte tapijt. Oooojee!!! riep Ap. Aaaaaah!!! kreunde ik. Er zat nog water in dat ding. Mijn God wat nu. Ik gaf enige bevelen zoals ik ze in het leger gehoord had. Niet op lopen. Goed nat maken met schoon water. Nu!!! Ik ga zout halen. Ik rende naar beneden naar de dichtstbijzijnde kruidenier in de buurt en griste 3 pakken zout uit de schappen. ‘Snel afrekenen’ bitste ik tegen de caissiére ‘het is een zaak van leven en dood.’ Ik rende weer terug naar de plek des onheils, waar Ap al druk bezig was de boel nat te maken met schoon water. Ik strooide al het zout over het spoor van donkere drek. Zo nu een uurtje in laten trekken en dan maar hopen dat het in het zout is getrokken. Ik begon te bidden en te smeken dat het zou lukken. Ap keek me van opzij meewarig aan. ‘Gaat het Jan’ zei hij. ‘Klootzak dat je bent’ zei ik tegen mezelf! ‘Wat denk je dat dit geintje gaat kosten. Laat het alsjeblief goed gaan.’ Alsof de Heer onze smeekbeden gehoord en verhoord had. Het ging wonder boven wonder helemaal goed. Toen de boel zo goed als droog was hebben we voorzichtig met een blik en borstel en een stofzuiger de rommel weggehaald. Je zag er bijna niets meer van! Gelukkig kwam er een tweepersoonsbed te staan op de plek waar ik dacht dat je nog iets zag van het spoor. Bijna niemand wist van dit voorval. We waren die dag toevallig met weinig mensen. Zo zie je, een ongeluk zit in een klein hoekje.

Minervaplein, de verdieping met de markiezen zonwering

zondag 6 april 2014

Donkere kamers

Donkere kamer
Met Appie was het meestal lachen. Het was een droge. Bij hem was alles mogelijk. Hij keek nergens van op. Ik had met mensen op een woning afgesproken dat we de volgende dag vroeg zouden komen om de ramen aan de voorgevel na te kijken. De volgende ochtend klopten we bij de desbetreffende deur aan. Er werd niet opengedaan en er weerklonk ook geen gevloek. Ik voelde aan de deurkruk, en de deur was open. We gingen de bijna donkere kamer in en ik liep op de tast naar een raam. Er hingen gordijnen voor de ramen die ik probeerde weg te schuiven. Ondertussen brak Appie zijn nek over iemand die midden in de kamer op de grond lag te slapen. ‘Godv…’ hoorde ik hem zeggen. Het was een vrouwspersoon en ze bleef rustig doorknorren. Appie gebaarde naar mij en naar de matras waarop ze lag. We pakten de matras beet een sleepten hem naar de andere kant van de kamer. De vrouw draaide zich om en sliep verder! Ze werd pas wakker toen we het eerste raam uit zijn sponningen hadden gelicht. ‘Goeie morgen’ zei de vrouw. ‘Goeie middag’ zei Appie. ‘Goeie dag’ zei ik.

Geëmailleerde pispot
Op dezelfde lokatie moesten we op een zolderkamer ook de ramen nazien en bij totale verrotting 'eventueel' vervangen door nieuwe. We melden ons weer aan de woningdeur door middel van kloppen en het roepen van ons beroep. Er klonk gerommel en de deur werd opengedaan door een manspersoon. Er werd voor de vorm ‘goeiemorgen’ gemompeld en hij verdween naar beneden? We keken elkaar aan en na wederzijds geknik betraden wij de zolderkamer. Ook hier een bijna duistere kamer. Een afgrijselijke pislucht kwam ons tegemoet. Bij het raam aangekomen stapte ik bijna in een volle pispot. Het was een echte ouderwetse wit geëmailleerde pispot en de zeik golfde bijna over de rand. Wat nu. Appie deed het raam open en gebaarde dat ik de pot moest pakken en deze in de dakgoot moest ledigen. Ik deed het ook nog! De zeik liep door de goot naar de buren. We zuchtten opgelucht, daar waren we vanaf. ‘Wel je handen wassen, hé’ zei Appie. Ik keek hem aan en barstte in lachen uit. ‘Moet je hém horen’ zei ik. ‘Je weet het wel te vertellen, hé’ ‘Ja’ zei hij ‘die vuiligheid van een ander mot ik niet!’

Kunstbeen

Afgebrande woning
Soms, gelukkig heel zelden,  kregen we opdracht om een afgebrande woning weer bewoonbaar te maken. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet. Mijn baas wist dat meestal eerder dan wij. Ja voorkennis. Zoiets vertelde hij ons heel voorzichtig. Want hij wist dat niemand van ons daarop zat te wachten. Een afgebrande woning is het ergste wat er is. Niet alleen voor de vorige bewoners maar voor ons was het nog veel erger. Je moest dan alles eruit slopen, ook alle kozijnen. Helemaal kaal. Het duurt heel lang voordat de brandlucht weg is. Tijdens het sloopwerk ga je als zwarte Piet naar huis. En de volgende dag speel je weer voor Piet. Net zolang tot je geen verbrand hout meer aan hoeft te raken.

Kunstbeen
Op de Weteringschans hadden we ook eens een klus. Ik geloof een kantoor annex woongedeelte verbouwen of zoiets? Ik en Appie waren de gelukkigen die het werk mochten uitvoeren. De vorige bewoner had veel troep achtergelaten. Dus we hadden een vuilcontainer voor de deur staan waar alle troep inging en ook ons bouwvuil. Opeens zag ik tussen alle vuiligheid een voet met onderbeen liggen! Je geloofd het niet, maar ik twijfelde of hij echt was. Appie keek misprijzend naar het schouwspel. ‘Idioot’ riep hij naar mij. ‘Dat je de vorige eigenaar vermoord heb is nog tot daar aan toe, maar je moet wel ze lijk wegwerken. Anders ben ik genoodzaakt om alsnog de politie in te lichten? Want je denkt toch niet dat ik jouw rotzooi op ga ruimen!’ Ik keek nog eens goed richting been. Toen lag  ik ook in een deuk. Het was een prothese of kunstbeen van God weet wie. Weggegooid door iemand die hem niet meer nodig had? Misschien de vorige bewoner. Het zag er heel echt uit. Ja, je schrikt toch bij de aanblik van zoiets. We hebben hem voor de deur gezet en we kregen natuurlijk commentaar van voorbijgangers. Hé, is dat poot van je opa geweest! Op een gegeven moment was hij verdwenen. Ik zeg tegen Appie ‘Hé hij is weg.’ ‘Ja, nogal wiedus’ zegt Appie ‘het is een been en een been kan lopen!’

zaterdag 5 april 2014

Rook en vuur

Formica en perstorp
Je had tijden dat er bepaalde materialen favoriet waren. Zoals wat ik hiervoor noemde de hardboardtijd, had je ook de zachtboardtijd en de schrootjesperiode. We hebben ook de periode van formica en perstorp gehad. Dit waren kunststof platen, in heel veel kleuren. Formica was er eerder dan perstorp, en was ook iets dikker. Dit spul kon je dan op hout of op multiplexplaten plakken. Het zag er dan wat vrolijker uit en was slijtvast. Tafelbladen, toonbanken, kapstokken, winkelschappen, nou ja noem maar op, werden er mee opgefleurd. Je moest wel de beide plakkanten insmeren met snuiflijm, de zogenaamde bisonkit of later de bisontix. Insmeren, even wachten, en dan op elkaar plakken en klaar is Kees! Ja, ja, vergeet het maar. Het nare met deze lijm is dat als je het contakt met de twee lijmvlakken gemaakt hebt je niet meer kan schuiven of even lostrekken. Als het fout was gedaan kon je het weggooien en opnieuw beginnen. Met grote platen was het zweten, want ze kosten ook nog een vermogen. Je moest ook oppassen dat er, tijdens het plakken, geen luchtbellen tussen de lijmvlakken kwamen, want dat zag je meteen op een groot vlak. Kleine luchtbellen losten we op door er met een warme strijkbout over te strijken. Je hoopte dan dat de lijm iets oploste en alsnog ging plakken zodat de luchtbel geminimaliseerd werd. Dat waren wel noodoplossingen die in het uiterste geval werden toegepast. Dat deden we alleen als we wanhopig waren!

Steekvlam
Eens moesten we, ikzelf, schele Auke en Jan V, hardboardplaten in houten stellingen lijmen. Uiteraard met bisontix. We hadden een hele plaat ingesmeerd en we moesten even wachten tot hij pikdroog was. In een vlaag van verstandsverbijstering stak ik een sigaret op vlak bij de ingesmeerde plaat. Een enorme steekvlam zo groot als de plaat zelf steeg rechtstandig omhoog! Ik schrok me wezenloos. De hele verdieping vulde zich met een blauwe walm. We gooiden ogenblikkelijk alle ramen open. Maar het leed was al geleden. De hele verdieping, waar de schilders bijna klaar waren, kon weer overgedaan worden. De plafonds waren wit, nu grijs. Stom, stom, stom. Tegenover onze baas deden we of het een ongelukje was. Hij was gelukkig verzekerd voor zulke 'bedrijfsongelukjes.' Het was een beste baas!

Stoppen met roken
Ik heb bij deze grap op het punt gestaan om te stoppen met roken. Maar ik was net begonnen met roken en dan is het lullig om meteen weer te stoppen. Het was me trouwens toch niet gelukt. Later, na 35 jaar ben ik wel gestopt met roken. Dat kwam doordat de kinderen begonnen te morren en door een hoestbui. Want van roken ga je hoesten. Op een gegeven moment moest ik zo verschrikkelijk hoesten dat er na die hoestbui iets uit mijn mond hing. Ik duwde het terug. Volgens mij was het een stuk van mijn longen. Omstanders zeiden dat het mijn tong was, maar ik betwijfel het nog steeds. Dat werd te gek, en ik stopte meteen met roken. Gelukkig heb ik er verder geen nadelige gevolgen van ondervonden en ik hoop anderen ook niet. Tenminste, aan de buitenkant is niets te zien, maar wie weet wat er daarbinnen aangericht is. Volgens mij moet het er uitzien als een afgekeurd ketelhuis. Als ze nog maar even wachten met slopen?

Afgebrande woning
Soms, gelukkig heel zelden,  kregen we opdracht om een afgebrande woning weer bewoonbaar te maken. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet. Mijn baas wist dat meestal eerder dan wij. Ja voorkennis. Zoiets vertelde hij ons heel voorzichtig. Want hij wist dat niemand van ons daarop zat te wachten. Een afgebrande woning is het ergste wat er is. Niet alleen voor de vorige bewoners maar voor ons was het nog veel erger. Je moest dan alles eruit slopen, ook alle kozijnen. Helemaal kaal. Het duurt heel lang voordat de brandlucht weg is. Tijdens het sloopwerk ga je als zwarte Piet naar huis. En de volgende dag speel je weer voor Piet. Net zolang tot je geen verbrand hout meer aan hoeft te raken.

Van hout

Onderdorpels
Het vervangen van onderdorpels van raamkozijnen was één van mijn favoriete bezigheden. Je kon je dan helemaal uitleven om dat perfect weer in orde te maken. En, het was niet vermoeiend, want je stond dan meestal in een normale houding te werken. Nadat je de schuif of draairamen had verwijderd kon je de verrotte onderdorpel op twee plaatsen doorzagen en verwijderen. Was het staande werk ook zwak dan zaagde je daar ook een gedeelte van weg. Dan kon het grote pasmaken van de nieuwe stukken beginnen. Als dat gedaan was dan alle kopshout in de grondverf of menie en op zijn plaats vastspijkeren of schroeven. Daarna buiten het lood aanbrengen en binnen het aftimmergedeelte verzorgen. Voor deze werkzaamheden moest je een daggedeelte reserveren want in de middag moesten de ramen er weer in gemaakt worden. Alles moest in één dag klaar zijn. Dat was vaste prik. Maar daar hield je van te voren rekening mee. Als het écht niet in een dag kon dan bewaarde je de onbelangrijke werkjes tot de volgende dag. Dan kon je dat op je gemak afsluiten. Altijd tevreden klanten.

Ramen en deuren
De meest favoriete klussen vond ik toch wel het inzetten van nieuwe ramen en/of deuren met het bijbehorende hang en sluitwerk. Niet als het haastwerk was, dan hoefde het niet van mij! Maar in een normaal rustig tempo was en is het een zaligmakende bezigheid, of overdrijf ik nu? Ik voelde het echter wel zo. Als een deur draait als een zonnetje en zachtjes in het slot valt is dat toch fantastisch. Heel veel mensen mishandelen de ene deur na de andere. Het ergste is dat ze het zelf niet in de gaten hebben. Ook als je ze er op attendeerd kijken ze je ongelovig aan en verklaren je voor gek. Een deur moet je met respect behandelen, dan doet hij dat ook met jou. Als je een deur niet gooit, slaat en vervloekt, zal hij nooit tegensputteren! Als je een deur, dag in, dag uit, met een noodklap dichtslaat, zal hij (de deur) op een dag geen zin meer hebben om datgene te doen waarvoor hij aangesteld is? Of hij gaat klemmen, of het slot geeft de geest, of hij valt spontaan uit zijn sponning. Kies zelf maar! Respect man, al was het alleen maar voor de buren, die de klappen dag in, dag uit, moeten aanhoren. Ik kan het weten, ik heb 45 jaar met ze geleefd! Met de deuren dan.

Mooi en slecht weer

Mooi weer op dak
Op daken werken kan een verfrissende bezigheid zijn. Wind en regen kunnen om je kop gieren. Aan de andere kant kan ook het zonnetje schijnen zonder een zuchtje wind. In het laatste geval is het een interessante bezigheid om op het dak bezig te zijn. Je ziet het leven van een heel andere kant dan verwacht. Bijvoorbeeld dames in schaarse kledij of helemaal geen kleding. Op daken wanen ze zich meestal onbespied. Maar een béétje timmerman ziet alles. Dames die op een krukje even 10 minuten van de zon genieten. Maar ook dames die geheel naakt lagen, met de benen wijd en voor alles tijd! Je probeerde dan om zo min mogelijk lawaai te maken om zo lang mogelijk van het schouwspel te genieten. Maar ja, je moest ook wel eens je hamer gebruiken. Als ze hamergeklop hoorden gingen de hoofden omhoog om te horen waar dat geluid vandaan kwam. En als ze dat ontdekt hadden was het natuurlijk afgelopen met de voorstelling en kon je gewoon weer aan de bak. Er waren er ook die zwaaiden maar toch uit het zicht achter een schoorsteen gingen liggen!

Slecht weer op dak
Veel, heel veel, waren we echter op daken te vinden als het pleuris-weer was. Pleuris-weer wil ik omschrijven als een regenbui voor de hele dag met veel wind en af en toe een hoosbui. In dat weer stond je dan naar een lekkage te zoeken. Op dak of er naast in de goot of ik weet niet waar! Bewoners en ook wel huisbazen bellen altijd als er een lekkage is als de regen loodrecht uit de hemel gutst. Of je dan even wilt gaan kijken. Ons antwoord was geheid: alleen kijken of moeten we er ook iets aan doen? Repareren die handel is dan de opdracht. En wel zo snel mogelijk. Veel lekkage’s worden veroorzaakt door verstoppingen. Bladeren, zand, stof, troep, moet dan in de stromende regen verwijderd worden. Nooit zal je horen: timmerman, het is vandaag mooi zonnig weer, zou u even mijn goten van ‘mijn’ vuile drek willen ontdoen? Dus alleen bij mooi weer bellen graag!

donderdag 3 april 2014

Dakwerk

Nokvorsten
Om een nokvorst op het dak te vervangen moest je allerlei kunstjes uitvoeren om zover te komen. Je was ook nog alleen, dus oppassen geblazen! Een nokvorst is de afsluitpan boven op de nok van een puntdak. Eerst een rij pannen van onder naar boven verwijderen zodat je over de panlatten naar boven kunt klauteren. Was je bij de nok, dan even voelen of er nog meer vorsten los lagen. Was dit niet zo, dan was het een makkie. Was dit wel zo, dan kon je het schudden. Dan moest je ze allemaal vastzetten. Daarna steeds met een emmertje specie naar boven klimmen om vorst na vorst met cement vast te zetten. Dan zat je lekker boven op de nok te smeren tot je emmertje leeg was. Het zwaarste was om de volle emmer met cement steeds weer boven op die nok te krijgen. Het grote voordeel van dit soort werk is, dat je nooit naar een sportschool hoeft om af te slanken?

Jordaan
In de Jordaan staan heel veel smalle huisjes naast elkaar. Bijna tegen elkaar, maar nét niet. De ruimte tussen de pandjes noemen ze meestal een spouw. Was deze ruimte breder dan werd ze gang of steeg genoemd. De buitenmuren van deze pandjes worden vaak blootgesteld aan vocht door regen en lekkende goten. En dan heb ik het niet over de voor of achtergevel maar de zijmuren. Meestal lag deze spouw ook nog vol met rommel van allerlei aard. Dus dat werd op den duur net een natte spons en dat werd bijna nooit droog. Aan de binnenkant, dus in het huis, was dat ook duidelijk te zien door de grote vochtplekken in de muren. Wat we vroeger veel deden was asphaltpapier of plastic folie tegen de muur maken. Dat werd dan weer van latten of tengels voorzien en daartegen kwamen dan hardboard platen of schroten. De oorzaak van deze lekkages werd echter niet opgeheven. Maar door de betimmering was je toch grotendeels van het vocht af! Wat een creatieve oplossing.

Cornelis Drebbelstraat
Ik zei het al, bij het werken op daken voelde ik me altijd zo vrij als een vogel. Of dat nu kwam door het soms weidse uitzicht of het gevoel dat je bijna afgesloten was van de buitenwereld. Alleen door een meestal klein luikje kon je de (boze) onderwereld weer bereiken. Op veel daken is het een puinhoop. Dus het is uitkijken geblazen want je ligt zo op je bek of, nog erger, beneden op straat op je bek. Dat kwam vooral door de vele antennekabels die her en der over het dak naar een antenne liepen. Nu is dat veel minder geworden door de kabelTV die ondergronds gaan. Bij de overgang van deze beide systemen kon het wel eens fout gaan. Zoals bij de vernieuwing van de dakbedekking van enige panden van ome Bram (waar we het later nog over zullen hebben) aan de Cornelis Drebbelstaat. Chef Ben was tot de conklusie gekomen dat in deze straat iedereen al op de kabel was aangesloten. Op het dak konden dus alle oude antennes verwijderd worden. En volgens chef Ben was er maar één manier om dat zo efficiënt mogelijk te doen. Hij liep van het begin van het dak langs de boeideel en knipte met een nijptang alle kabels door die het dak op kwamen. Zo dat is gebeurd, nu kunnen we alle ouwe antennes losmaken en naar beneden in de container gooien. Ik zei: ‘Wacht even Ben ik hoor wat.’ Drie of vier bewoners stonden op hun balkon naar boven te schreeuwen dat ze geen TVbeeld meer hadden. Zie je nou wel, mopperde ik, het is met jou altijd ellende. Ga maar een klein schroevendraaiertje en een heleboel kroonsteentjes halen. Om dan weer de juiste afgeknipte draad naar boven te krijgen is niks dan ellende en tijdverspilling. Ben keek dan ook niet blij en was uren in de weer om de boel weer enigzins draaiende te krijgen. Ik stond op de bewuste balkons om de afgeknipte draad weer aan een draad van boven te koppelen. Als dat gebeurd was riep ik naar Ben: ‘Haal op die gerepareerde draad en laat het beeld tot mij komen.’ Ben verbond dan het nieuwe stuk draad met die van de hopelijk juiste TVantenne. Inderdaad had één bewoner nog nooit zo’n goed beeld gehad. ‘Zeker een andere antenne gekregen’ zei ik tegen Ben. Ik kan er nu om lachen. Maar toen kostte het twee man een halve dag. Reken maar uit in guldens. Op het werkbriefje heette zoiets: tegenslag bij het verwijderen van oude antennes!


Amsterdam oost. Een oude ansichtkaart van de Cornelis Drebbelstraat. In mijn tijd zag deze straat er iets anders uit, in ieder geval iets rommeliger door bomen en auto's.

Nog meer zaken

N.Z.Voorburgwal
In gebouw ‘Candida’ op de Nieuwe Zijds Voorburgwal moest enig onderhoud gedaan worden. Ik ging er heen met ome Ben. Een klein gebogen mannetje met een bruine tabaksnor. Nee, niet chef Ben. Ome Ben woonde aan de overkant in de Nieuwe Nieuwstraat dus waarschijnlijk was hij wel bekend in het gebouw. Aan de binnenkant van de liftschacht zaten een paar platen los. Die moesten we vastzetten. Nu was het een lift die de hele dag doorliep, een zogenaamd ‘Pater Nosterliftje.’ Als de lift op de verdieping was stapte je erin en lifte je mee naar de volgende verdieping. Er zaten geen deuren in. De lift kon je met een sleutel in werking stellen. De conciërge zei: houden jullie de sleutel maar bij je, anders zet iemand misschien de lift aan als je daar bezig bent. Dat vonden we inderdaad wel zo veilig. Ome Ben was daar in de buurt bij meer zaken bekend. Onder andere bij hotel ‘Suisse’ in de Kalverstraat. Daar hadden we de werkruimtes in onderhoud zoals de keuken. Ook bij een, bij journalisten, bekend café in de Gravenstraat kwam ome Ben geregeld. Maar dan meer om in te nemen, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij was zéker een bekend figuur in deze buurt. Toen hij eens ziek was heb ik wel eens zijn loonzakje thuis gebracht. Of hij familie had weet ik niet. Wat ik wel weet is dat hij vrijgezel was en kleine sigaartjes rookte, en af en toe op een verschrikkelijk manier hoestte. Op een gegeven moment is hij daar dan ook in gebleven!

Ome Ben zoals ik hem mij herinner in de Nieuwe Nieuwstraat

Javastraat
Ook eenmanszaken wisten ons te vinden. Bijvoorbeeld een sportkledingzaakje in de Javastraat. Hier moest eigenlijk alles gestukadoord worden maar dit was te duur. Toen heb ik samen met ome Willem alle muren 'uitgetengeld' en bekleed met hardboard. Wat een kloteklus!! Maar het scheen goedkoper te zijn dan een stukadoor. Dat was in de hardboardtijd. De eigenaar woonde met vrouw en kind achter de zaak. Hij maakte als ik het goed heb zelf zijn sportkleding. Maar ik vond het maar een zielig zaakje en hij was in mijn ogen een zielig mannetje (niet denigrerend bedoeld). Volgens mij bestaat die zaak niet meer. Als je zelf je sportkleding moet maken, nou nee! Zeker weten dat hij niet meer bestaat.

Willemstraat
Een stomerij in de Willemstraat (Jordaan) regelde ons alleen voor lekkages en reparaties op het dak. Wie de Jordaan kent weet dat daar de meest ontoegankelijke plaatsen te vinden zijn. Als je de smalle trappen beklommen had met gereedschap en materiaal was je al kapot. Dan was je nog niet óp het dak maar pas op de zolder. Voor en achter had je wel een raam, maar als je vandaaruit het dak op wilde moest je eerst leren vliegen. Aan de zijkant, vlak naast de schoorsteen zat meestal ook nog een onogelijk klein raampje. Ik kon er, als ik mijn adem inhield, net doorheen, nádat ik enig gereedschap in de smalle goot had gedeponeerd. Dan met de summiere aanwijzigingen van de stomers beneden zoeken naar de lekkage. Die zat daar meestal bij de schoorsteen. Daar was het lood uit de voegen geschoven. Dat moest eerst weer terug en vastgeklemd in de voeg met een opgerold strookje lood. Dan moest je toch nog een keer terug door het raampje om op de zolder wat cement klaar te maken. Daar moesten dan de voegen ter plaatse van het lood mee gerepareerd worden. Je was er zomaar een paar uur mee bezig. Maar dat vond ik niet erg want er was niemand die op je vingers keek. Zo vrij als een vogel! Vele lekkages later moesten we de hele schoorsteen buiten op het dak slopen. Een klein stukje tot net boven de pannen bleef staan. Voor het weggesloopte gedeelte kwamen dan dubbelwandige eternietpijpen met bovenop een hoed, die we schoorden met stalen kabels. De pijpen werden wel buitenom omhoog gehesen, want die konden natuurlijk niet door dat kleine raampje. Als ik door de Willemstraat fiets, kijk ik nog wel eens omhoog en zie dat de schoorsteenpijpen er nog steeds staan. Als een kaars.

Willemsstraat, voorheen een stomerij

Winkels

Barendsplein
Een stressklus was ook de verbouwing van een bakkerij op het Barendsplein in de Spaarndammerbuurt. Deze verbouwing moest natuurlijk in een zo kort mogelijke tijd klaar zijn. We begonnen in de winkel op vrijdag om 18.00 uur en hij moest maandagsmorgens om 9.00 uur klaar zijn. Natuurlijk hadden we ook hier alles al weken van te voren klaargestoomd. Stellingen, toonbank, materialen voor de etalage, plaatmaterialen voor de muren, enz. Ook hier weer een krioelende massa van mensen uit de bouw. Elektriciens, loodgieters, schilders, tegelzetters, timmerlieden, zelfs de bazen waren present. Het is allemaal niks gedaan die winkelbetimmeringen. We hebben ze ook niet vaak gehad. Ik kan ze op twee handen tellen. We hadden meest onderhoudsklussen, en ook wel in winkels. Dan werd er een stuk van de winkel afgeschermd en kon de winkel openblijven. Of je moest maandagsmorgens de klus doen voor 13.00 uur, voor de winkel openging. We hebben winkels van de schoenenketen Huf ingericht of verbouwd. Ook voor Manfield op de Ceintuurbaan hadden we werk. Bij de kledingzaak van Witteveen in de Kalverstraat waren we vaste klant voor de verbouwingen. Maar die bestaat niet meer.

Molukkenstraat
Bij een bakkerij in de Molukkenstraat was het ook een heksenketel. De tegelvloeren waren nog niet droog of de stellingen werden al geplaatst. Het ergste was dat deze bakker gewoon door ging met bakken. Klanten in de winkel, personeel wat in de weg liep, echt een chaos. Toen het klaar was kon de tegelzetter weer opnieuw beginnen. Die bakker was trouwens een t…..lijer. Je kreeg geen gebakkie van hem. Helemaal niks, zelfs geen koekie bij de koffie.

Nee, dan de apotheek in de Molukkenstraat. Daar kon je tenminste op je gemak schaften en koffie drinken. Hier moesten ook aanpassingen in de winkel gebeuren. Aan de achterkant moest een lichtstraat in het dak gemaakt worden. Dit waren tenminste redelijke pillendraaiers. Hoewel, je wist natuurlijk nooit of het wel suiker was wat ze in je koffie deden?