vrijdag 23 mei 2014

Museum

Heel in het begin was de werkplaats écht een museum. Alle machines werden toen (1957) nog met riemen aangedreven. Tenminste bij ons bedrijf. Een motor rustte met zijn as op de riem of riemen die dan langzaam in beweging kwamen als je op de knop ‘aan’ drukte. Deze riemen liepen om de haverklap van de as af als je met je hout iets te veel van de machine vergde. Je moest nog goed uitkijken anders kreeg je zo’n riem tegen je kop. Je moest deze riemen precies op lengte maken met een soort grote ijzeren nieten. En je moest ze steeds invetten met riemvet anders vlogen ze spontaan in brand.
Later kreeg je enkele of dubbele v-snaar aandrijving op de machines. Ze werden omgebouwd, niet vernieuwd. Dat ging echter een stuk beter. Een cirkelzaag kreeg dan 2 of 3 maal de snelheid dan die je anders gewend was. Dat zaagde of schaafde een stuk mooier en sneller. Eigenlijk waren die oude machines niet geschikt voor zulke snelheden. Denk maar eens aan de antieke kogellagers in hunne antieke behuizing. Ik denk er liever niet meer aan.
 
Iedere week werd wel iets aan onderhoud van machines of werkplaats gedaan. En dat moest ook op het week- of werkbriefje vermeld worden. In slappe tijden werd dan de halve week aan onderhoud gedaan. Voor een of twee weken kon dat nog wel. Maar werd dat méér dan begon men op het kantoortje zenuwachtig te worden? Zo gaan we failliet werd dan al gauw geopperd. Net of wij er wat aan konden doen dat we uit onze neus stonden te peuteren. Geef ons werk, dan komt alles goed zeiden wij, en gingen nog eens rond met de oliespuit!
 
Boekhoudster
Ook in den beginne was bij ons een boekhoudster in het kantoor aanwezig. Een boekhoudster was toendertijd een bezienswaardigheid. Die waren er niet veel. Meestal deed de baas of zijn vrouw de boekhouding van het bedrijf. Maar een boekhoudster; wat een luxe. Maar voor ons was het makkelijk want ze zette ook koffie en thee, en ze leefde met je mee. Je hoefde ook nooit op de tijd te letten, dat deed zij wel voor je? En stipt op tijd iedere week je werkbriefje inleveren, anders werd er niet uitbetaald! Tenminste dat zei ze. Maar buiten dat ze fanatiek voor de PvdA was, was het een aardig mens?
Zo aardig zelfs dat ze eens vroeg of ze mee kon helpen in de werkplaats. Dat was op een moment dat we het verschrikkelijk druk hadden. Er moesten enige honderden blokjes, waar een ronding in gezaagd was, gevijld en geschuurd worden. ‘Dat doe ik wel,’ riep ze strijdlustig! En daar hadden we plotseling een werkneemster erbij van pakweg begin 50 jaar. Ze liet haar eigen werk gewoon liggen. Maar aan het einde van de dag waren al haar nagels gebroken. Haar neusgaten zaten dicht van het stof en ze had pijn in haar rug. ‘U bent rijp om afgekeurd te worden,’ riep ik naar haar. Ze moest er om lachen maar de volgende dag zat ze toch maar weer op haar eigen kantoorstoel!

Machines en vingers

Machines en vingers
Vele jaren heb ik in de werkplaats aan de machines gewerkt. Nog als ik het er over heb steek ik mijn handen naar voren en beweeg even alle vingers heen en weer. Dit ten teken dat ik ze alle tien nog bezit. Dat kon chef Ben niet zeggen. Hij had bijna al zijn vingers al uitgeprobeerd op diverse machines. Ze waren dan ook allemaal verschillend van lengte. Mijn motto is 'ieder krijgt waar hij om vraagt'. Als je in een werkplaats vol met machines even niet oplet kan het fout gaan. Waar ik me aan kon ergeren was, als je ingespannen met een draaiende machine bezig was iemand op je schouder tikte. Door het lawaai hoor je iemand niet aankomen en in een schrikreactie kunnen dan nare dingen gebeuren.
 
Ik zie het nog als een film voor me als ik er aan denk. Chef Ben was aan het schaven op een zogeheten vlakbank. Ik stond aan de andere kant om de houten balk met de hand te geleiden en uiteindelijk van hem over te nemen. Opeens gaat chef rechtop staan en steekt zijn hand omhoog. Ik zag het al meteen. De machine had de top van een van zijn vingers afgerukt. Ik zag het volgende botje bloot liggen, en de vellen hingen er bij. Hij zei nog ‘het valt wel mee, het bloedt niet.’ Maar dat bloed kwam natuurlijk wel. Ik zeg ‘het valt niet mee, wij gaan meteen naar de eerste hulp in het ziekenhuis’. Eerst nog gezocht naar rondslingerende vingertoppen, maar niks gevonden. Toen hele (resterende) hand in een theedoek en in de auto naar het VU. Daar hebben ze nog een toer gehad om het weer een beetje te fatsoeneren. Spierwit maar met een grimas op zijn gezicht kwam hij naar buiten. Arm in een mitella en de vinger op een spalk. Kijk, van zulke dingen leg ik nou wakker!
 
Museum
Waar ik ook wel eens wakker van lag was het feit dat als je eens klaagde over de demorabele toestand van een van de machines, je bijna altijd nul op het rekest kreeg. Ik heb in mijn hele loopbaan nog nooit met een nieuwe machine gewerkt. En dat durf ik met vette hoofdletters in de Telegraaf te laten zetten. Veel te duur, werd er dan gezegd! Hoeveel kost dat wel niet! Wat denk je wel! Kan je het zelf repareren? Ga zo maar door. Alles kon, maar het mocht geen cent kosten. Maar ja, aan zo’n gietijzeren kolos repareer je niet veel. En helemaal niet als timmerman zijnde. Soms, heel soms kwam er een vakman bij. Die vroeg dan of hij entréé moest betalen voor het museum?

zondag 18 mei 2014

Bloedblaar en erger

Bloedblaar
Ook zijn er nog wel een paar pijnlijke anekdote's te vermelden. Zo heb ik wel eens met mijn hamer op mijn duim geslagen. Op zich niets bijzonders. Tenminste niet voor diegene die toe staat te kijken. Een tip: sla vol op je duim, dat is het minst pijnlijk. Hij gaat dan alleen flink kloppen en wordt donkerblauw. Als je half op je duim slaat, hangt er een stuk duim naast de rest van je duim, terwijl er een flinke straal bloed uitspuit. Dat is veel pijnlijker en de genezing duurt veel langer. Het gebeurt ook vaak dat je alleen op je velletje slaat, maakt niet uit waar? Dan wordt het ook blauw, de zogenaamde bloedblaar. Ook dat doet zeer maar dat is dan ook alles.

Lekstraat
We hadden in enkele woningen in de Lekstraat de vloeren er uit gesloopt. Deze moesten vernieuwd worden. Ook moesten enkele balken vernieuwd worden. Nu heb je meestal een ruimte onder de vloer, de kruipruimte, daar was dat ongeveer 80 centimeter hoog. We liepen met een nieuwe balk over de blootliggende oude balken naar het punt waar de balk moest komen. Dat is even manouvreren en uitkijken, er ligt immers geen vloer in. De balk lag op zijn plek en ik sprong in de kruipruimte. Fout! Ik had eerst moeten kijken waar ik sprong. Nu sprong ik in een spijker die mooi rechtop nog in een plank zat die in de kruipruimte lag. In een reflex ging ik met mijn andere voet op de plank staan en trok mijn gekwetste voet van de spijker. Daarna heb ik even geschreeuwd en alle duivels en goden door elkaar geschud. De spijker was door mijn niet al te dikke zool en het bovenleer van mijn schoen gegaan. Dus dwars door mijn voet, hij kwam er van boven uit. Gelukkig was er geen bot beschadigd. Het heeft wel twee jaar geduurd voor het gat dicht was. Er groeit dan steeds eelt in wat je steeds moet verwijderen. Later werd het verplicht om werkschoenen met een stalen zool en neus te dragen. Dat is dan weer een goede regel. Niet alle regels zijn overbodig.

Trapje
Zo heb ik eens door een misstap drie gekneusde ribben opgelopen, dat doet ook zeer! En een lichte hersenschudding bij het kopstoten van een dakbalk? En terloops nog vele kleine verwondingen. In het leger kennen ze een draaginsigne voor gewonden. Dat zou in de bouw ook niet misstaan! Velen zouden dan gedecoreerd moeten worden.
Een kollega zag ik eens naar een verdieping lager vallen. Dat is heel vreemd. Je staat met hem te praten en het volgende moment ligt ie beneden te kreunen. ‘Henk gaat 't.’ ‘Neeeee, het gaat niet!’ Zelf stond ik eens op een trapje, op de tweede tree. Klapt het hele trapje plat. Ik kwam op mijn rug terecht en kon me niet meer bewegen. Paniek bij mijn collega's en de ambulance gebeld. Nu gebeurde dat op drie hoog in een trappenhuis. Ik werd op een brancard gebonden en rechtop de trap af gehesen en daarna naar het toen nog Wilhelminagasthuis vervoerd. Wat een toestand. De hele dag heb ik daar gelegen en na vele foto's mankeerde ik niets? Ome Henk bleef de hele dag bij me en bracht me strompelend met een taxi naar huis. Alsnog heel veel dank ome Henk. God hebbe zijn ziel.

Arme kollega’s
Kleine dingen kunnen soms grote gevolgen hebben. Zo gaf ik eens een vriendschappelijke por met mijn elleboog naar een kollega. Hij stond achter me en bukte zich echter toevallig. Met gevolg dat vanaf dat moment zijn twee voortanden los in zijn mond stonden en hij bloed stond te gorgelen. Ja, wat staat je te doen in dat geval? Nederigheid staat op zo’n moment hoog in mijn vaandel.

Een collega waar ik jaren mee gewerkt heb, Jan V, kan er over meepraten. Of kon er over mee praten. Ook hij is reeds ter ziele. Hij stond eens te debatteren naast een draaiende lintzaag. Nooit doen! Op een moment strekte hij zijn armen naar voren en opzij. Zo’n zwembeweging (schoolslag). Hij kwam met zijn rechterarm tegen de wel afgezette machine maar nog draaiende lintzaag. We hoorden dat de zaag zich vastbeet in zijn bot. Het was echter te laat. Hij is daarna toch weer aan het werk gegaan. Maar dat was wel 6 weken later. Jan V. was zo iemand die altijd wat had. Dan viel hij van zijn fiets. Dan was hij ziek. Ja, bedenk maar iets, hij mankeerde altijd wat. Hij liet ook alles gelaten over zich heen komen. Een kranige man tot zijn laatste snik.

Krakers en ME

Krakers en ME
Door een klant (Bank in de van Baerlestraat) werd eens gebeld of wij de voorgevel dicht wilden schroeven met platen, want op deze dag verwachtten ze veel volk in de buurt in verband met ontruimingen. Het was de dag dat in de Jan Luykenstraat enige panden (Luckie Luyk) ontruimd zouden worden. Zoiets werd van te voren aangekondigd. Vroeg in de morgen konden we nog wel met een vrachtwagen met materiaal voor de deur komen. Maar om 11 uur begonnen de ontruimingen. We moesten nog opschieten met dichtschroeven want de hel brak werkelijk los.
Honderden mensen (krakers, langharigen, linksen, alternatieven en anderen, o.a. werkschuw tuig) werden door de ME uit de Jan Luykenstraat geveegd. Deze groepen mensen (.) werden over het Museumplein richting gevelwand van de van Baerlestraat gejaagd. Precies naar de plek waar we bezig waren. We konden nog net ons gereedschap naar binnen gooien en de deur dicht doen. Het portiek golfde vol met de schreeuwende en vloekende meute. Het was werkelijk onvoorstelbaar hoe snel een mens in een beest kan veranderen. Wij stonden  tegen de deur te duwen maar kregen geen gelegenheid om hem op slot te draaien. Sommigen riepen dat we snel op een begraafplaats naar keuze zouden verhuizen. Anderen riepen 'laat ons erin' en maakten snijdende bewegingen op halshoogte. De deur zou het niet lang meer houden met zoveel mensen in het portiek. Toen verscheen de ME, die hun knuppels het werk lieten doen. Binnen een mum van tijd was het hele portiek leeg. De meute zocht verder op naar een veiliger plek. Enkelen kon het niet meer schelen en liepen van de ene knuppel naar de andere. Een figuur lag op straat letterlijk zijn wonden te likken. We draaiden alsnog de deur op slot. Zoveel geweld kan je maar beter niet binnen laten.

Nu was het geval dat een tram van lijn 10 stuitte op een muur van ME'rs die in linie stonden opgesteld in het verlengde van de Willemsparkweg tot tegen het Stedelijk Museum. Deze tram werd door de razende meute bekogeld met stenen en in brand gestoken. Wie gaat daar nou met een tram rijden? De gevluchtte bestuurder was in geen velden of wegen te vinden. Dag tram.
Wij waren intussen naar de eerste verdieping gelopen en aanschouwden een tafereel wat in een derde wereldoorlog niet zou misstaan. De fel brandende tram voor de deur en op het Museumplein nog enkele onduidelijke branden. Rookwolken uit de Jan Luykenstraat. Daaromheen de gierende brandweerauto's. Door megafoons werd het publiek gesommeerd om het strijdtoneel te verlaten.
De hele dag hing er in de buurt een gespannen sfeer. Uiteindelijk moesten we met de vrachtauto weer richting werkplaats. Ik reed tot het cordon ME'rs, maar niemand ging opzij om ons door te laten. Chef Ben moest met een hoge pief onderhandelen. Deze hoge pief gaf tenslotte een teken aan de ME'rs dat ze ons door moesten laten. Het cordon werd verbroken en ik gaf gas. Wegwezen hier!

Krakers
Zulke klussen hadden we gelukkig niet elke dag. We zagen het wel als een welkome afleiding. Een paar dagen later hebben we alle platen weer van de gevel verwijderd. Wat we bereikt hadden, was, dat er geen ruit gebroken was, wij een spannende dag hadden en de baas de rekening kon versturen. Ik vroeg me wel eens af wat kraken voor zin heeft. Lege woningen worden gekraakt en totaal gestript. Ja, echt totaal onbewoonbaar gemaakt door de krakers. Dus niet alleen door de eigenaren. En voor wie! De woningen moesten toch al opgeknapt worden. Ja, zeggen de krakers, ze staan te lang leeg. Hoezo te lang leeg? Het paleis op de Dam staat al tientallen jaren leeg, en er is geen kraker die daar naar taalt! En dan de kosten om die woningen alsnog op te knappen. Die zijn door hun akties flink gestegen. En dan hebben we het nog niet over de kosten van de ontruimingen. In mijn ogen zinloos. Ik zeg, ga liever een vak leren en in de bouw werken! Dan doe je tenminste iets concreets aan het probleem van te weinig woningen. Maar dat mag natuurlijk weer niet gezegd worden! Weet je wat, ik schrijf het op.

Uit krakersoogpunt gezien zal er gerust wel een kleine kern van waarheid in hun standpunt huizen. Iedereen wil graag een woning als hij dat nodig acht. Alleen daar moet je wel iets voor doen. De weg van de minste weerstand is gauw gevonden door te kraken. Maar dan ontneem je iets van iemand die daar misschien veel eerder recht op had? Maar daar wordt door de krakers niet eens aan gedacht. Nee, ze willen het gelijk met alle geweld aan hun kant. Want er wordt dan zogenaamd gevochten voor een hoger ideaal. Spreek je de dames en heren krakers twee jaar later, dan hebben ze er ineens door die aktie een mooie woning aan overgehouden! Krakers?

De brandende tram in de Van Baerlestraat

dinsdag 13 mei 2014

Hoogte Kadijk

Hoogte Kadijk
Dat je eigenlijk beter zelf je zaken kan behartigen blijkt uit onderstaande noteringen uit 1990. Het betrof verschillende werkzaamheden in een historisch pand aan de Hoogte Kadijk. De bewoners waren heel aardige mensen maar een beetje precies in mijn ogen. Geeft niet, de klant is en blijft Koning.
Op een morgen vond ik het volgende briefje:

Aan: timmerman, bouwbedrijf huppeldepup.
Van: J.A.N…

Geachte timmerman,

Aangezien ik de komende week afwezig ben, is het niet mogelijk mondeling nog het een en ander te overleggen. Vandaar dit briefje.
Ik heb nog een paar opmerkingen:
1.     Ik heb de oppas gevraagd voor thee en koffie te zorgen, maar misschien kunt u zelf, wanneer u trek heeft, even naar boven lopen.
2.     Ik heb nog geen offerte ontvangen van de plaatsing van de deur in de badkamer en het maken van een vloertje in de eerste verdieping. Aangezien ik die offerte niet kan beoordelen, omdat ik immers afwezig ben, wil ik deze werkzaamheden op uurbasis uitgevoerd hebben. Wilt u dat uw baas meedelen? (telefoon op eerste verdieping)
3.     Indien u toch op de eerste verdieping bent, kunt u tevens even kijken of de dorpel die daar in de WC zit, niet bruikbaar is voor de deur van de meterkast. Ik denk van wel, want deze dorpel hoort bij de deur die u in de meterkast geplaatst heeft. U kunt de dorpel er uit halen, want deze WC vervalt.
4.     De aansluiting van de tussenvloer boven de trap kiert nog en de laatste plank wiebelt. Wilt u daar wat aan doen?
5.     Het kastje onder de grote trap bevalt me niet zo en is ook anders dan afgesproken. Ik zag dat u de nagels van het afwerklatje nog niet heeft doorgeslagen, dus ik vermoed dat u ook uw twijfels heeft over deze oplossing. Ik zou het geheel als volgt willen hebben:
(En dan volgt een met de hand gemaakt tekeningetje met allerlei aanwijzingen met de letters a tot en met d)
a.      De aangeleverde afwerklatjes met schaafje op 3.5 cm (inclusief schaafje) breedte afzagen en zoals op de tekening op het deurtje bevestigen.
b.     De scharnieren en het magneetje gelijk aan de dikte van de afwerklatjes naar binnen verplaatsen, zodat de afwerklatjes vlak lopen met het kozijn.
c.     Op de meubelplaat die nu op de trapboom bevestigd is nog een meubelplaatje timmeren (blauwe afdeklatje dat er nu opzit vervalt dus) van 1.5 cm dik en bovenste punt bijschaven (of het gehele kozijntje, wat u het mooiste dunkt) zodat het geheel vlak in het wandje komt.
d.     Dan is het mogelijk bovenop de trapboom een afwerklatje van gelijke breedte te maken, d.w.z. even breed op het stuk naast de gipsplaat als verder naar beneden. Zou u dat van vuren in plaats van triplex willen doen, ik was namelijk van plan daar nog eens met de bovenfrais een schaafje langs te trekken.
6.     Denkt u na afloop van de werkzaamheden aan de sleutel. Die kunt u geven aan de oppas (maandag en woensdag) of aan mijn vriendin (dinsdag aanwezig).
Ik wens u veel succes met de werkzaamheden,
met vriendelijke groet, J.A.N…

Dit soort briefjes waren zeldzaam. Je kon er uit opmaken dat de klant je volledig vertrouwde en het werk grotendeels aan jou overliet. Misschien kwam dat omdat zijn initialen overeenkwamen met mijn roepnaam?

Hoogte Kadijk, met de witte pui achter de auto

Johannes Verhulststraat (stress)

Johannes Verhulststraat (stress)
Bij het vernieuwen van een toegangsdeur van een woning moet je eigenlijk vroeg in de morgen beginnen met het afhangen van de deur. Maar als je eerst nog eens allerlei boodschappen moet doen om het zover te laten komen dan kan je snel een behoorlijke hekel aan je werk krijgen. Je streeft er naar die deur op een Christelijk tijdstip te laten scharnieren en op slot te draaien. Soms lukt dat niet, gewoon omdat de tijd van één dag te kort is!
Bij deze klus in de Johannes Verhulststraat heb ik een lijstje met werkzaamheden op één dag bijgehouden. Zulke klussen moet je niet elke dag hebben want dan is het gauw gebeurd met je. Maar de stress was eigenlijk het feit dat de trapdeur naar de bovenwoningen vernieuwd moest worden. Tegelijk moest deze deur ook nog op slot kunnen. En dat alles was begroot op een dag! Lijdt even met mij mee:
 
Werkplaats:
Beitels slijpen en gereedschap in tas klaargezet.
Deur op opgegeven maat zagen (vol multiplex 40 m/m).
Materiaal en gereedschap op auto geladen.
Van 3 potten grondverfresten één halve pot grondverf gemaakt?
Onderweg:
Bij ijzerhandel pensloten gehaald; had geen antie-inbraakstrip?
Andere ijzerzaak had ook geen antie-inbraakstrip; telefoneren?
Bij een zaak in Amsterdam-noord hadden ze wel wat ik zocht.
Dus helemaal naar Noord om dat op te halen.
Toen eindelijk naar de Johannes Verhulststraat.
Op de werkplek:
Materiaal naar boven gebracht.
Oude deur en scharnieren verwijderd.
Nieuwe deur (loodzwaar) gepast; was 5 cm te breed; gevloekt?
Halve omlijsting ook verrot, dus opgemeten?
Onderweg:
Deur weer op de auto en naar werkplaats.
Daar de deur op de goede maat gezaagd.
Tegelijk nog even halve omlijsting gemaakt voor om de deur?
Alles op auto en weer naar Johannes Verhulststraat.
Weer op de werkplek:
Materiaal weer naar boven gebracht.
Bewoner vraagt waar ik was en of het die dag klaarkomt; ik weet het niet?
Begonnen met plaatsen van scharnieren op de deur.
Scharnieren op deurstijl geplaatst (stijl zo krom als een hoer)?
Uiteindelijk hangt de nieuwe deur om kwart voor vier in zijn scharnieren.
Ik spijker deur dicht; bewoner vraagt verbaasd naar het slot?
Ik zeg: ‘Ja meneer, dit is het goedkoopste slot dat ik kon krijgen en geef hem een paar spijkers? Het dure slot doe ik morgen.’
Ik wijs op mijn voorhoofd.
 
Met het inzetten van een dag- en nacht veiligheidsslot met kruk en sluitplaat ben je zo maar ruim een halve dag bezig. Vandaar mijn nogal kribbige antwoorden aan het adres van deze bewoner. Ik zag het even niet meer zitten!
Wat is er fout gegaan en wat kan er verbeterd worden:
Verkeerde begroting gemaakt door een ander (ontslaan).
Verkeerde deurmaat opgegeven door een ander (ontslaan).
Verkeerde conclusies getrokken door een ander (ontslaan).
Verkeerde groothandel in ijzerwaren (dumpen).
Met andere woorden: Je kan beter voor jezelf beginnen want dan heb je ook alles zelf in de hand. Als je van een ander afhankelijk bent ben je verloren.

En dan zeggen ze nog ‘je moet niet zeuren.’ Graf, graf, graf, graf .....
 

vrijdag 9 mei 2014

Van Ostadestraat

Van Ostadestraat
Ook hadden we een Italiaanse huisjesmelker als klant. Bij hem moest ook alles voor niks. Een van zijn panden in de van Ostadestraat was door krakers bezet. Maar alleen de bovenverdiepingen. Het huis en de 1e verdieping werden legaal bewoond. De krakers stookten vuurtjes in de kamers boven, dus dan is het gauw afgelopen. Na waarschuwingen van de brandweer, werd het hele pand door de krakers ingenomen en gebarricadeerd. De ontruiming door de politie was nabij. Mijn baas had zich ook bij de gemeente opgegeven om bij calamiteiten een  dichtspijkerploeg in te zetten. Nou dat hebben we geweten. De hele buurt stond op stelten. Op een dag moesten we ons met 5 man paraat houden in de buurt van het pand. Er zou ontruimd worden. Nadat we op het dichtbij gelegen politiebureau koffie hadden gedronken stelden we ons op een strategisch punt, tegenover het pand op. Beneden kwamen ze er niet in, alles was dichtgelast met bedspiralen. Toen werd er met een kraan een container met ME naar boven gehesen. Dat ging beter. Boven in het dak werd met bijlen een gat gehakt waardoor zich enige helden lieten zakken. Daar werden de krakers gearresteerd en met dezelfde container naar beneden gehaald. Sommige ME’ers zagen er uit als een pasgeschilderde Karel Appel, door de hun toegeworpen plastic zakjes met verf! Toen moest het trappenhuis nog van alle barricaden ontdaan worden. Dat duurde enige tijd. Uiteindelijk mochten we er in om de hele voorkant van het pand dicht te schroeven met underlymend platen. Alle ruiten waren gesneuveld en de trapdeur was aan spaanders gehakt met bijlen. Lekker dan.

Onder alle bedrijven door stond daar een bekende verslaggever van het radiostation Stad, later AT5, de slag in de van Ostadestraat te verslaan. Dat deed hij met volle overgave. Met name bij de diverse publieke vrouwen aan de overkant van de straat. Zij konden in vol ornaat hun verhaal aan hem kwijt.

De Italiaanse eigenaar was woest. Misschien was of kon hij zich niet verzekeren tegen dit geweld. Hij riep, ik verkoop mijn panden en ik vertrek weer naar Italië. Hij was geruïneerd zei hij tegen ons. Maar even later hoorden we van hemzelf dat hij in Noord-Italië nog een groot hotel had staan. We kregen zelfs een folder, met het hotel, de accommodatie en adres, van hem. Met vakanties waren we hartelijk welkom! Dus dat geruïneerd zijn viel nog al mee. Maar hij vond dat hij in Nederland geen rechten had, alleen maar plichten. Daar waren we het roerend mee eens?

Van Ostadestraat 4

Regels en vorstverlet
Er zijn veel winters geweest dat ik, en niet ik alleen, bij flinke vrieskou buiten stonden te werken. Dat was in de tijd dat de bonden nog geen grote mond hadden. Als je al eens klaagde, dan informeerden ze eerst hoelang het werk nog duurde. Als dat niet lang was dan moest je je maar schikken in de omstandigheden zoals die er lagen. Want om voor een paar dagen een heel werk plat te leggen, nee dat was slecht voor hun imago. Als je bij je baas over vorstverlet begon werd je beleefd maar krachtig uitgelachen. Voor maar enkele van de 10 werklieden moest meestal vorstverletpremie worden betaald. Dus als deze mensen naar huis waren gestuurd, (meestal de metselaars) moesten de overgebleven slemielen zoveel mogelijk hun werk afmaken! Nou lekker dan met 10 graden onder nul!

Tegenwoordig mag je met 4 graden onder nul je hamer neerleggen. Tenminste dat staat in de CAO. Maar als je je hamer neergelegd heb wil dat niet zeggen dat je naar huis mag om je te warmen! Nee, je wordt dan meestal ‘binnen’ te werk gesteld. Daar zijn de omstandigheden meestal even beroerd als buiten. In ieder geval is het even koud. Dus dat schiet niet op.
Ik wil hiermee zeggen dat al die regels in de bouw eigenlijk een lachertje zijn. Er is één regel, en er zijn tien manieren om ze te omzeilen! Hoe wil je dat controleren. En er komen steeds meer regels bij. Net zo lang tot er niet meer te werken valt. Er komt nog eens een tijd dat we meer regels hebben dan werk. Maar dan krijgen we het tijdperk van het terugdraaien van al deze regels. En dat kan dan ook weer jaren duren voor je van de steiger valt omdat er geen, ha, ha, steigerdelen meer opliggen!

Ome Bram

Huizenmelkers
Je koopt voor een habbekrats een pand in Amsterdam. Het is bijna helemaal verrot dus het hoeft niet veel te kosten. Als dat gebeurt is koop je 5 spenen van een fors formaat. Deze plaats je op de voordeuren van elke woning. Dus één voor het huis, één voor de 1e verdieping, één voor de 2e verdieping, één voor de 3e verdieping en één voor de zolderverdieping. Zo kun je op een goedkope manier elke verdieping leegmelken! ‘Mensen’ die dit ‘vak’ uitoefenen worden ook wel huizenmelkers genoemd. Ik ben ze veel tegengekomen, te veel! Sommigen hadden zich zelfs het predicaat van woningbouw-corporatie of woningbouw-vereniging toegeëigend.

Als er iets verbouwd of opgeknapt moest worden, meestal door pressie van Bouw en Woningtoezicht, mocht het vooral niks kosten. Sommige van deze huizenmelkers kwamen je dan onder het werk even vertellen hoe je het nog goedkoper kon uitvoeren! Hierbij moesten dan wel alle wetten en verordeningen met voeten worden getreden. Je moest je dus door de één laten manipuleren om weer een ánder te benadelen? En dat was nou iets waar ik helemaal geen zin in had.
 
Ome Bram
Ome Bram was een rasechte huisjesmelker. Hij bezat diverse pandjes in de stad, waar we regelmatig 'onderhoud' pleegden. Als er ergens ramen of deuren protesteerden dan vroegen wij aan hem 'scharnieren of olie Ome Bram'. Probeer het met olie riep hij dan. Met andere woorden, moeten we de scharnieren vervangen of lossen we het op met een spuitje olie! Ome Bram was een goeie huisjesmelker. Hij had nooit ruzie met de huurders, ze kwamen er altijd samen uit. Als het wat kostte haalde hij dat op een andere manier weer terug. Ome Bram was van origine melkslijter of melkboer. Hij deed vroeger zeker veel water bij de melk, want arm was hij niet. Ik heb vaak bij hem thuis gewerkt en ook in zijn zomerhuisje aan de Vinkenveense plassen. Thuis in Amstelveen had hij kippen en een haan in de tuin. Aan de werkplaats kwam hij geregeld houtmot halen voor zijn kippenhok en hout voor de open haard. Op een gegeven moment spanden alle buren samen tegen hem. Hij moest zijn kippen opdoeken; te veel lawaai, vooral van de haan. Hij woonde in een rijtjeshuis, dus eigenlijk op de verkeerde plaats, want hij was een echt buitenmens. Zijn zomerhuisje hebben we diverse keren verbouwd. Vooral 's winters, dan was ome Bram aan de beurt. Eens was het zo koud dat we gedeeltelijk over de bevroren plas het materiaal aangevoerd hebben. We konden nog net niet met de vrachtauto het ijs op, anders hadden we het gedaan. We maakten een soort slee van twee balken. Dwars daarop het andere materiaal en duwen maar, dat ging prima. Overdag vroor het 10 graden, maar in de zon merkte je daar weinig van. Alleen 's morgens was het even koud, maar dan was er meestal koffie! Ook stond daar een allesbrander, met recht een allesbrander want werkelijk alles werd verbrand. Ome Bram stond soms aan nog niet afgezaagd hout te trekken om het te verbranden. Dat moeten we nog gebruiken ome Bram, zeiden wij. Ik heb het al betaald, riep hij dan! Ome Bram is niet meer. Ik mis hem.

dinsdag 6 mei 2014

Kunst op het Rokin

Rokin
Bij een kunsthandel op het Rokin heb ik en mijn collega’s veel verbouwingen gedaan. Meestal werkte ik daar samen met ome Willem. Daar kwam het op precisie aan. Je had daar veel expositie-ruimtes die er natuurlijk tip top uit moesten zien. Op de begane grond in het achterhuis was een keukentje waar we aten en koffie dronken. Deze koffie werd in onze tijd gezet door ene Bep. Bep was een droge. Ze lachte bijna nooit, of ze kon niet lachen. Zij moest ook eventuele bezoekers ontvangen en op de voordeur letten. Als je naar buiten wilde moest Bep op een knopje drukken zodat de deur ontgrendeld werd. Maar voor ons materiaal was er ook nog een deur aan de andere kant van de etalage waarachter een lange gang. Maar ook dan moest zij toezien wie er in of uit gingen. Achter het keukentje was nog een ruimte waar de schilderijen werden in of uitgepakt. Boven op de 1e etage was een kantoortje en verder expositieruimtes. Nog hoger kwam je op het restauratieatelier. Het stonk daar altijd naar olieverf. In het begin was daar ook een donkere kamer. Vaak moesten we hier veel lichtspleten dichten. Licht is net water, het komt overal doorheen. Jarenlang stond er op het atelier een enorm schilderij. Ik meen dat het een mansfiguur voorstelde. Zeker onverkoopbaar? Heel in het begin werkte daar nog de oude eigenaar en senior. Hij had een unieke collectie foto’s opgebouwd van schilderijen, van over de hele wereld. Toen hij overleden was is ook zijn fotocollectie verhuisd. Waarschijnlijk heeft zijn zoon daar een nieuwe plek voor gevonden. De sfeer op het Rokin deed in mijn ogen een beetje 19e eeuws aan.


Het pand van de vroegere kunsthandel op het Rokin. Nu ingericht als een giftshop. Wel een dag en nacht verschil, bij mij doet het gewoon pijn aan de ogen. De bovenverdiepingen zijn blijkbaar te huur.

Beethovenstraat
Bij het gezin van zoon Evert, nu de huidige senior, in de Beethovenstraat kwamen we ook geregeld. Daar moest dan weer een kamer of zo opgeknapt worden. Of de keuken kreeg weer eens een facelift. Ik werkte met ome Willem aan een kast in de kamer. Evert had toen ook nog de kinderen thuiswonen. Daaronder zijn dochter Pia, die later een wereldster zou worden op musicalgebied. Pia was toen nog zo klein dat zij geregeld op het potje moest. Op een moment zat zij óók daarop, maar stond op zonder iets gedaan te hebben. Ma was even niet in de buurt, dus zette ik haar weer op het potje. Ik zei: ‘even blijven zitten, mama komt zo bij je.’ En dat deed ze dan ook. Het rare is dat dit het enige moment is dat ik mij herinner met de kinderen van Evert. Maar de anderen waren natuurlijk al naar school.

In de Beethovenstraat kwamen we geregeld. En dat was maar goed ook, want daar woonden de mensen met centen. Tenminste volgens mijn baas. Verschillende klanten hadden we daar. Hoe zou zo’n baas aan die klanten komen? Waarschijnlijk mond tot mond reklame. Als je daar de ene week op dat en dat nummer gewerkt had moest je een paar weken later bij de buren aantreden om het een en ander te verbouwen. Zo zijn we bijna de hele buurt rondgegaan. Ook bij een bekende tapijtverkoper op de hoek van de Apollolaan hebben we enige keren gewerkt. Er woonden ook veel artiesten in deze buurt. En die kenden elkaar natuurlijk allemaal. Zodoende natuurlijk die mond tot mond reklame.

Confectieatelier

Keizersgracht
Een confectiebedrijf waar we vaste klant waren was gevestigd op de Keizersgracht. Het pand staat officieel aan de Herengracht maar de ingang was aan de Keizersgracht. Hier werd kleding gemaakt door en voor C. en A. Vroeger zaten alle confectieateliers op de grachten. Op sommige plekken was het een waar confectiecentrum. In het pand waar ik, ome Henk, Jan V. en Appie werkten moest een lift en een nieuw trappenhuis aangebracht worden. Een ingrijpende gebeurtenis in zo’n oud pand. Vanaf de zolder tot in de kelder moesten alle vloeren open. Op de verdiepingen werd alles afgeschermd met hardboardplaten en twee en drieën zodat niet iemand de lift kon nemen voordat ie klaar was? Nu was het hele pand een groot confectieatelier. Dus overal stonden naaimachines waarachter evenzoveel bruinettes en blondines. Na veel geschuif en gegiegel van de dames hadden velen een nieuwe werkplek gekregen, op veilige afstand van onze werkplek. Deze hele klus duurde toch zeker enkele maanden. Op het laatst kon je iedereen bij de voornaam noemen. In de kantine aten we buiten de lunchpauzes van de confectiedames die zo min mogelijk afgeleid mochten worden. Maar op het laatst werkten er bijna net zo veel bouwvakkers als confectiedames. En die kwamen elkaar op het oude trappenhuis natuurlijk veelvuldig tegen. Wat ik daar allemaal aan heb moeten horen is niet geschikt voor dit genre verhaal. Zonder gène gooiden de dames verbaal met hun en onze meestal bedekte lichaamsdelen.

Radio distributie
Ook stond daar de radio(distributie) de hele godsganselijke dag aan. Vroeg in de morgen en ook wel in de middag werden bandjes gedraaid. Daarop stonden de nieuwste hits en de grootste krakers op muziekgebied. Om 10 uur, altijd na de ‘Groenteman’ was het tijd voor de ‘arbeidsvitaminen’. Dan werd het volume iets hoger gedraaid, en schalde de hele zaal de ene na de andere smartlap mee! Nu moet je daarvoor naar Ahoy of de Arena voor duur geld. Toen was het gratis. Corrie en de rekels zongen het al ‘mooi was die tijd’. Vader Abraham was in die tijd een tycoon op zijn gebied en alom in den lande te horen.

Keizersgracht, door de 2 deuren en een lange gang naar het pand aan de Herengracht.

Vader en zoon
Hier werkten ook twee elektriciëns, zijnde vader en zoon. Zij hadden hun eigen bedrijfje. Dus twee zelfstandigen zonder personeel. Ik weet niet wat hun omzet of inkomsten waren, maar waarschijnlijk niet genoeg want ze verdienden er op andere manieren ook nog wat bij. En geheel onverwacht kwam ik daarmee in aanraking. Vroeg in de morgen zaten we in de kantine een kop koffie te drinken en de krant door te nemen. Toen mijn maat de laatste bladzijde van een groot landelijk dagblad dichtsloeg zag hij op de achterste bladzijde twee bekende figuren die hem met een brede grijns aanstaarden. Paginagroot stonden daar onze twee elektriciëns in een maatpak van C&A mooi te wezen. Het moet gezegd, ze waren niet de lelijkste thuis. Zo zie je maar weer, op de meest onverwachte momenten kom je collega’s tegen.

Op dit werk werd ook geregeld overgewerkt. Meestal om werk te verrichten wat overdag met zoveel mensen te link was. Als het half zes was gingen we eerst eten in een restaurantje op de Leliegracht. We hadden de kok wel gewaarschuwd dat we kwamen. Hij was drie keer in de week blij met ons. We hebben daar altijd goed gegeten. Dat kwam natuurlijk ook omdat het door dat bedrijf betaald werd. Na het eten konden we echter wel weer aan de bak. En dat was minder. Tot een uur of half tien gingen we door met het werk en dan ging de overwerkploeg naar huis.

Weesperzijde
Op de Weesperzijde staat een pand waar een afdeling van Jeugdzorg gevestigd was. Misschien zit het er nog wel? Daar kwamen de jeugdige lieverdjes met hun ouders praten met sociale werkers of werksters. Daar werd dan uitgezocht wie de schuldige was van alle sociale problemen. Was de schuldige bekend dan werd bij voorkeur de jeugdige uit huis geplaatst. Lag de schuld bij de ouders dan werd de jeugdige ook uit huis geplaatst? Als we dat nou eens omdraaien, dan zag de wereld er, denk ik, heel anders uit. En misschien wel beter!
Ik mag me er natuurlijk niet mee bemoeien maar bovenstaande conclusie komt toch voort uit wat ik daar gezien en gehoord heb. En dan komt de gemeenplaats dat je niet mag oordelen als je het niet zelf meegemaakt hebt. Even kijken, heb ik nog een paar punten. Nee, dat was het.

zaterdag 3 mei 2014

Lood en koper

Een ‘Oostblok’
Op de Amstel, op de hoek van de Nieuwe Prinsengracht, vlak bij Carré, kwamen we wel eens bij een particuliere klant. Deze had geregeld wat rottige klusjes voor ons. Zoals goten schoonmaken. Als je aan de overkant van de Amstel stond en je keek naar het pand dan dacht je: hoe kom ik daarbij? We hebben ze schoongemaakt, maar je moet niet vragen hoe. Met stoffers aan latten geschroefd? Wat een wereldoplossing. Beneden in het souterrain moesten in de keuken ook enige dingen gebeuren. Aangrenzend, maar buiten de gevel, staat ook nog een zogenaamd pothuis. Door dat pothuisje kon je ook in de keuken komen. Tussen dat pothuisje en de buitentrap van de buren lagen enige grote stenen die er ‘even’ uitgelicht moesten worden. Ik zeg nog ‘pak hem beet’ tegen mezelf, en sjorde aan één zo’n steen. Lood en loodzwaar. Maar uiteindelijk had ik hem op zijn kant staan tegen de gevel. Met een bezem veegde ik het zand van de steen en las tot mijn verbazing in het Pools: Hier rust hij in vrede, met naam en datum van de overledene. Het was een grafsteen. ‘Hier, hier op de gracht?’ riep ik verbaasd tegen de eigenaresse van het pand. ‘Nee, zegt ze tegen mij, hij is niet hier begraven! De stenen (het waren er twee) hebben we uit het Oostblok mee hier naar toe genomen. Het is familie van mij. Ik wilde dit laatste aandenken meenemen anders zouden de graven geruimd worden en de stenen verdwijnen.’ ‘Juist, ja,’ mompelde ik timide. ‘Hoe heeft u ze hier gekregen.’ ‘Gewoon in de auto, maar we moesten wel de achterbank er uit slopen zodat ze boven op de achteras lagen. Maar het was wel een gedoe met die zware dingen.’ ‘Ja, zei ik, dat kan ik me levendig voorstellen.’

Amstel hoek Nieuwe Prinsengracht

Daklood
Affijn, om terug te komen in de dagelijkse realiteit schiet me nog een verhaal te binnen. Ik moest boven op een dak (een dak is meestal boven) enige reparaties verrichten aan een muurplaat. Wat is een muurplaat? Dat is een houten balk die boven op een muur ligt als afsluiting van die muur. Meestal fungeert het einde van de muur als een borstwering op het dak.
Het oude lood had ik verwijderd en ergens verborgen? Ja, je moet het verbergen, want anders is het weg. Iedereen in de bouw is gek op lood, zowel oud als nieuw. Want lood brengt geld op, tenminste vroeger bracht het nogal wat op. En vooral als er ergens weer een oorlog uitgebroken was steeg de prijs van lood en koper naar ongekende hoogte. Tegenwoordig is dat niet veel minder. Ik had al enige stukken muurplaat vervangen door nieuwe stukken, en was druk fluitend in de weer om de boel op te ruimen. Daarna zou ik wel even dat lood naar ‘de jood’ brengen, oftewel de opkoper van oude metalen. Zo gezegt zo gedaan, en het bracht ongeveer f 25,- op. Ik dacht dat is mooi meegenomen, nu kunnen mijn kinderen op de Donald Duck geabonneerd blijven.
Komt de volgende dag die hufter van een loodgieter vragen waar ik het oude lood gelaten heb. Het was zogenaamd in de prijs verrekend. Ik wenste hem in stilte drie hoog het dak af en niet via de trap! Uiteindelijk na veel vijffen en zessen zou hij mijn baas inlichten. Ik zeg, je moet doen wat je niet laten kan, dat geld van dat lood heb ik al uitgegeven dus ik kan het niet meer aan jou geven! Hij heeft het tegen mijn baas verteld en die kwam weer naar mij. ‘Wat heb je gedaan’ zei hij. Ik zei: ‘ik heb me werk gedaan en het oude lood verkocht, heel eenvoudig!’ Hij kon het zich wel voorstellen, maar zei dat ik het bedrag moest terugbetalen. Ik liet de bon zien en zei: ‘hou het vrijdag maar van mijn loon af.’ En zo gebeurde het. Bazen houden elkaar de hand boven het hoofd, ik moet het zelf doen!

Uiteraard is bovengenoemde loodgieter al overleden. Zulke mensen leven niet lang en sterven ook niet in hun eigen bed, zeg ik altijd maar. Sommigen zullen zeggen, je had er geen recht op, je hebt het gestolen! Maar als we zo gaan praten blijf ik volhouden dat ik het gevonden heb. Ik wist ook niet dat het beetje oude lood ‘verrekend’ was. Tenslotte heb ik het ook moeten verwijderen, en ik heb nog om mij heengekeken maar zag niemand die zei dat het niet mocht. Dus het is me afgepakt, dat is nog het ergste. Wie is nu de dief ?

Oosteinde
Op het Oosteinde hadden we ook een ‘loodklus.’ Bij de verbouwing van dit pand kwamen we tot de ontdekking dat er zich in een verborgen koker een hemelwaterafvoer van lood bevond. Na inspectie, door ons, op het dak, was de conclusie dat deze afvoer overbodig was en weggesloopt moest worden? Uiteraard wisten zo weinig mogelijk mensen van deze grote vondst. Alleen chef Ben, ik, Appie en Jan V wisten er vanaf. Dus geregeld, op onbewaakte momenten, stonden wij aan deze ‘looie lummel’ te sjorren en te trekken! Op een duister moment was hij helemaal weg. Chef Ben heeft al dat moois gauw naar de jood gebracht. Het bracht wel f 200,- op. Eindelijk iets extra’s in de pocket. Zulke vondsten hielden je op de been. Maar om nu te zeggen dat het geregeld voorkwam, nee dat niet. In Amsterdam kom je soms nog wel eens een loodkwab tegen. Het wordt echter steeds zeldzamer.

vrijdag 2 mei 2014

Cornelis Schuytstraat

Cornelis Schuytstraat
Waar ik samen met ome Willem heel veel kwam, was bij een familie in de Cornelis Schuytstraat. Hij was hartspecialist en zij had het druk met de kinderen en alles om en in het huis. Ook was daar een huishoudster in de kost. Een beetje stand. Allemaal heel aardige mensen. Maar van technische dingen had niemand verstand. Lies, de huishoudster, maakte meestal het lijstje met technische gebreken. In het voorjaar moesten de voorzetramen op de begane grond en op het balkon van de werkkamer verwijderd worden. In het najaar gingen ze er weer voor, nadat ze door ons gezeemd en gelapt waren. Deze ramen met behoorlijk dik glas waren loodzwaar en alleen te tillen door 4 man. Dan moesten die ramen boven op een stelling in de garage geschoven worden. Het gezucht en gesteun was dan niet van de lucht. Volgens mij is er nog nooit een gebroken. Het glas was gewoon te dik. Daarna moesten voor verschillende ramen de zonweringen aangebracht worden. Ook nog een hele klus met al die koorden die door gaten in het kozijn naar binnen geleid moesten worden.
In de loop der jaren hebben we daar zoveel geklust dat ik dat niet meer allemaal onthouden heb. Alle plafonds van de bovenverdieping zijn door ons van zachtboordplaten voorzien. Tevens zijn boven alle ramen en deuren vernieuwd. De keuken beneden waar we een z.g. Zweeds grenen eetgedeelte gemaakt hebben. Omtimmeringen van verwarming, vensterbanken, enz. in de woonkamer. Alle boekenkasten in de werkkamer. De hal met zijn monumentale trappenhuis. De kelder als speeldomein voor de kinderen.
Voor het slaapkamerraam moest het zonnescherm gemonteerd worden. Iemand stond buiten het koord naar binnen te duwen, ik moest dat aanpakken en netjes op het kikkertje winden. Daarvoor moest ik met een lange trap de slaapkamer in. Ik vroeg aan de vrouw des huizes toegang tot de kamer. Ze zegt ‘mijn man is ziek, ik zal even kijken of hij wakker is.’ Ik mocht doorlopen, en zei goedemorgen tegen de heer des huizes, waarna ik de trekkoorden op orde bracht.  Hij zag er heel slecht uit en volgens mij wist de man niet meer wie er op zijn kamer was. Het leek of hij opgebaard lag. Twee weken daarna was hij echt overleden. Daarna zijn we niet meer in het huis geweest. Jaren daarna las ik in de krant dat Lies ook dood was gegaan. De advertentie was van de familie waar ze haar halve leven gewerkt had.

Cornelis Schuytstraat

Staking
Op de Herman Heijermansweg woonde een dokter en chirurg met vrouw en kinderen. Daar moest een badkamer gerealiseerd worden met alles erop en eraan. Ik weet het nog goed. De tegelzetter was al een aardig eind gevorderd en ik verrichtte wat hand en spandiensten voor hem. Die dag was voor mij een gedenkwaardige dag want de bouwbond had een werkstaking (onderbreking) van een half uur gepland. Deze werkonderbreking moest tussen twaalf en half een plaatshebben, dus precies voor de middagschaft. Ik had nog nooit gestaakt, maar om onduidelijke redenen wilde ik nu wel meedoen. Gespannen stond ik dus in de deuropening van de toekomstige badkamer. Het sloeg twaalf uur op de radio. Het was doodstil op de tegelzetter na. Er gebeurde niets? Onwennig ging ik op mijn zaagbankje zitten. ‘Staken, staken’ riep ik tegen de tegelzetter. ‘Hoezoo staken’ zei de tegelzetter. ‘Ik doe niet mee, laat mij er buiten.’ ‘Dan moet ik het maar alleen doen’ zei ik. ‘Doe je best’ zei de tegelzetter. Wat een deceptie. Ik heb de werkonderbreking met gemengde gevoelens uitgezeten. Ik had het gevoel mijzelf voor het leven belachelijk te hebben gemaakt. Nooit meer heb ik gestaakt. Wat een onzin. Ik stond helemaal alleen te staken en het was niet eens 1 april!

Bont
Op de Overtoom zat ook een bonthandel. Met de nadruk op zat. Bonthandelaren vindt je bijna nergens meer. Allemaal om zeep geholpen door de aanhangers van dierenbewegingen. En dan te bedenken dat deze man nog nooit één dier kwaad behandeld heeft. Hij werkte met bont maar dat was allemaal bestaand bont. Hij verstelde oude bontjassen ook weer met bont van andere kleding. Hij had al een tiental jaren geen ‘vers’ bont meer in huis gehad. Nee, zegt de dierenbeweging, wij gooien je etalageruiten kapot. En als we dat maar vaak genoeg doen dan gaat dat bonthandelaartje ook wel kapot! Nou dat is ze eigenlijk niet gelukt, het bontmannetje was een taaie. Hij is er wel mee gestopt maar alleen omdat hij dat zelf wilde? Ik kwam wel eens bij hem en dan stond hij meestal nadenkend naar zijn kapotte etalageruit te kijken. Ik zeg: ‘is het weer zover.’ ‘Ja, zuchtte hij, en de glaspremie gaat ook weer omhoog.’ Hij liet het gelaten over zich heen komen. Tussen de klusjes die gedaan moesten worden stond ik wel eens naar zijn werkwijze te kijken. Het was een echte vakman op zijn gebied. Geen stukje bont ging bij hem verloren. Alles werd gebruikt. Zijn vrouw werkte ook mee en die kon er ook wat van. Twee vakmensen die voortdurend getreiterd werden door tuig wat alleen maar zijn gelijk wil halen.