dinsdag 24 juni 2014

Liefdewerk oud papier

Hillegomstraat
Natuurlijk heb ik ook bij de andere familieleden nog heel wat afgeknutseld. Een timmerman kan iedereen gebruiken. Leen Jongewaard heeft er een liedje over gemaakt en gezongen. Het ging over ‘een timmerman die met wat zijn ogen zien, met zijn handen maken kan.’ Aan het eind van het liedje had hij de timmerman opgesloten op de zolder. Met andere woorden, die is van mij, die blijft van mij. Hij had gelijk. Daar moet je zuinig op zijn. Affijn, ik had het over knutselen bij familie. Mijn zus Hannie en haar man Lou kregen eens een woning in de Hillegomstraat, een benedenhuis. Nou, wij er heen, mijn vader Henk, mijn broer Peter en ik, alle drie timmerman, mijn andere zwager Peter was elektriciën. Dus dan kom je al een heel eind. We hebben het er nog wel over gehad hoe het moest worden. Maar dat was nog veel te ver weg. We zijn maar begonnen met het slopen van de hele binnenboel. Want die was ingedeeld naar begin 20e eeuwse maatstaven. Weg met die gangetjes en kamertjes. Op het laatst stonden we natuurlijk wel in één grote ruimte. Ja wat nu? Ons Pa heeft toen zo’n beetje een indeling gemaakt. Daar werd nog wel wat met puien geschoven en deuren. Maar uiteindelijk kon er iets getimmert worden. Het resultaat staat er nu nog. Het kon gewoon niet beter. Na mijn zus heeft mijn dochter Sandra met vriend Theo er nog vele jaren gewoond.

Elisabeth Wolfstraat
Meestal gaat het om woningen die betrokken worden. Zo ook de woning van mijn zus Elly. Haar man is de bovengenoemde elektriciën. Voor de gein hebben we in hun gemetselde schoorsteenschouw een flesje Heinekenbier, een bierglas, een flesopener en een met de hand geschreven gebruiksaanwijzing ingemetseld. Later zijn ze verhuisd, het lekkers in de schoorsteen achterlatend. We weten tot heden niet of iemand dit gevonden heeft, en de gebruiksaanwijzing opgevolgd heeft. Misschien dat ooit iemand dit verhaal af kan maken. De betreffende bovenste etage bevindt zich in de Elisabeth Wolfstraat nr. 81 drie hoog vlak bij de oude tramremise, die nu gerenoveerd is.

Elisabeth Wolfstraat

Het houten huis

Het houten huis
Mijn schoonvader had een huis dat bijna geheel uit hout bestond. Ik heb dat te laat in de gaten gekregen, want ik had natuurlijk alleen maar oog voor zijn dochter! Toen het eenmaal tot mij doorgedrongen was dat aan zijn huis veelvuldig onderhoud noodzakelijk was, was het te laat. Uiteindelijk mocht ik zijn dochter meenemen met dien verstande dat ik af en toe iets aan het huis deed! Ik stemde toe. Fout, fout, ik vergat dat hij ook nog een zoon had die ‘het houten huis’ van hem overnam. Ik kon gewoon doorklussen aan het huis. Alleen een andere eigenaar. In de loop der jaren is er veel verdokterd aan het huis. Van een betonnen keldervloer tot aan een nieuw pannendak en alles wat zich daartussen bevindt. Ik ben me ervan bewust dat ik er financieel niet veel beter van ben geworden. Maar ik heb er wel een lieve vrouw en leuke schoonfamilie aan overgehouden.
 
Betonvloer
Na veel gedelebareer met mijn schoonvader kwamen we er uit. Er ging een betonvloer komen onder het huis. Dat zou in ieder geval het zakken van het huis aanmerkelijk verminderen. Het huis is gebouwd half op het talud van de oude Waterlandsezeedijk en het drassige land erachter, genaamd het ‘blauwe zand.’ De oude ondergrond was een dunne cement vloer waaronder oude straatsteentjes. Maar deze was op verschillende plaatsen gebroken en er zaten grote rattenholen onder. Daar gaan we wat aan doen zei ik en stopte de holen vol met glas en stenen. Dag rat. In de stenen achtermuur heb ik hier en daar enige kastjes gehakt zodat de vloer naar mijn gevoel toch nog ergens op rustte. De oude steektrap was al weggesloopt. Op strategische punten heb ik nog wat betonijzer aan gebracht en in het midden 2 matten bouwstaal. Toen kon het betonstorten beginnen. Het moest echter met de hand aangemaakt worden. Met drie man zijn we twee dagen bezig geweest. Wat een klus! Maar toen lag er wel een strakgestreken betonvloer in. De nieuwe vloer was hier en daar meer dan 10 cm dik. Daarna is er een nieuwe draaitrap ingezet met daaronder en ernaast een ruime badcel. Dat was natuurlijk ongekend. Deze mensen hadden nooit een badcel gekend en nu konden ze zich ongelimiteerd douchen. Ik kon geen kwaad meer doen. Later is deze badgelegenheid er weer uitgesloopt en heb ik het geheel weer vergroot tot een echte badkamer. Ook de trap is weer verplaatst. Die heeft alle hoeken van het huis gezien!

Bijna brand
We waren bezig aan het dak van de uitbouw achter ‘het houten huis.’ Het vloerhout van het platte dak was klaar. We, mijn zwager Jaap en ik, gingen daarop mastiek branden. Bij de overgang van het nieuwe en oude gedeelte ging het bijna fout. Met een grote brander ging ik langs de plakkant van het mastiek. Jaap hield het mastiek omhoog en drukte het gesmolten gedeelte op de onderlaag van asfaltpapier. Ondertussen hield ik mijn brander even opzij. Ik merkte nog niet dat de brander enig isolatiemateriaal in vlam zette. Het brandende materiaal viel tussen het houten buitenschot en de houten betimmering binnen. Dat zag ik gebeuren! Het flitste door mij heen. Een enorme vuurzee verspreidde zich door het huis aan de dijk. Waarna het oversloeg naar de ernaast liggende panden, eveneens van hout opgetrokken. Zoals gezegd, ik zag het gebeuren. ‘Water, water,’ riep ik tegen Jaap. Deze sprong met een grote boog naar binnen en vulde een keteltje met water uit de kraan op zolder. Ik gooide het water tussen de schotten waar ondertussen wel rook vandaan kwam. Het zweet brak me uit. ‘Meer water, meer water,’ zei ik tegen mijn zwager. Zo hebben we enkele ketels water tussen de schotten geleegd en een beginnende brand in de kiem gesmoord. Het is ook de enige keer dat het huis werkelijk in gevaar is geweest. God zij dank maar één keer.

Kleine kelder
‘Het houten huis’ staat er nog. Het is ondertussen al weer diverse keren onderhanden genomen door mijn persoontje. Maar ook nog eens door de schoonvader van mijn zwager Jaap. Hij was degene die de ramen aan de voorgevel veranderd heeft. Bij deze werkzaamheden heeft hij in de kozijnen verschillende kogels gevonden. Kogels die in de oorlog door Duitsers afgevuurd waren vanaf een wachttoren midden in het Vliegenbos. Dit ter intimidatie van de dijkbewoners. Het kwam toen herhaaldelijk voor dat er razzia’s werden gehouden om mannen te bewegen om in Duitsland te gaan werken. Zo ook mijn schoonvader. Maar hij was ze altijd te slim af door in het kleine keldertje onder te duiken. Dat kleine keldertje bevond en bevindt zich nog steeds vlak achter de voordeur onder de vloer. Het is eigenlijk in het dijklichaam uitgegraven en was bestemd voor opslag van aardappelen en groenten. Dat deze ruimte door de Duitsers nooit is ontdekt is mij een raadsel. Waarschijnlijk had mijn schoonmoeder haar gezicht mee toen ze tegen de moffen zei dat de baas al naar Duitsland was. Ze stond dan robuust boven op het luik waaronder schoonpa lag tussen de aardappelen en de wortelen.


Het houten huis met het dakkapel

vrijdag 20 juni 2014

Wie is die man die zondags altijd het vlees ...

Avondklussen
Tussen al deze bedrijvigheid door ging ik ook nog eens ’s avonds klussen doen om wat extra’s te verdienen. Zoals boven al gememoreerd. Niemand had daar last van want ik deed het in mijn eigen tijd en bijna altijd om mensen uit de penary te helpen. Laat dat wel gezegd wezen! En je wil je hele leven toch ook niet op een ouwe fiets blijven rijden. Een auto is wel zo makkelijk en vooral met kleine kinderen. Dus daar werd meestal voor geklust. Maar met de auto’s die ik had was het meestal water naar de zee dragen. Dan was het de startmotor en dan weer een accu of een nieuwe band. Het was altijd wat. Maar door dat klussen kon ik het wel blijven betalen. Het nadeel was wel dat je nooit meer thuis was. Mijn kinderen vroegen wel eens: ‘Wie is die man die zondags altijd het vlees komt snijden?’ Dat was ik. Als mijn vrouw begon te mopperen bleef ik dan ook wel eens een paar weekjes thuis. Zo was ik ook wel weer. Tot de ‘klantenkring’ weer te omvangrijk werd. Dan was het weer aanpoken. Ik kon niet zo gauw ‘nee’ zeggen tegen de meestal oudere klanten die ik er op na hield. Als er een ging verhuizen moest de volgende woning weer helemaal opgeknapt worden. Dat deed ik, soms samen met mijn broer die bijna even gek was. Privéklussen deed ik (bijna) nooit met kollega’s. Want daar werd op den duur toch over gepraat en dat wou ik voorkomen. Werk en privé moet je gewoon gescheiden houden. En dat ging altijd goed. Het was natuurlijk wel zaak om overdag natuurlijk zo fit mogelijk over te komen! Als je veel werkt heb je ook geen tijd om ziek te zijn. En als je al iets voelde rommelen in hoofd of buik dan werd dat meestal in de kiem gesmoord met een asperientje.

De klussen die ik voor mijzelf deed beperkten zich meestal binnenshuis, zoals witten, schilderen, behangen, en af en toe een nieuwe kraan. Ook heb ik eens in een vlaag van verstandsverbijstering houten nepbalken tegen het kamerplafond gemaakt. Maar dat verdonkerd de hele kamer. Na een paar jaar heb ik ze er dan ook maar weer uitgehaald. In de slaapkamer een eigen bed gemaakt. Ook dat was geen succes want het kraakte op den duur zo verschrikkelijk dat de buren opperden om eens bij Ikea te gaan kijken? Wat ik maakte was best stevig en het kon jaren mee, maar ik was natuurlijk geen meubelmaker. Daarom ben ik daarmee maar gestopt. Ieder zijn vak. Laat mij maar aan een huis knutselen dan komt het helemaal goed.

Gerrit van der Veenstraat

Memlingstraat
Op de hoek van de Memlingstraat en de Gerrit van der Veenstraat was ik ’s avonds en zaterdags een graag geziene gast om te verbouwen. Overdag was ik daar ook bezig maar dan in opdracht van mijn baas. Ja, hoe moet ik dat nou uitleggen. De eigenaresse Henriëtte vond mijn baas eigenlijk veel te duur. Dus vroeg ze mij of ik verschillende dingen buiten hem om kon doen. Ik zeg: ‘Daar moeten we dan wel voorzichtig mee omspringen beste Henriëtte? Mijn baas ziet dat als broodroof en ikzelf ook een beetje.’ Uiteindelijk stond ik aan de werkplaats in mijn vrije tijd een lange trap te maken, zodat je binnen de woning op zolder kon komen. Anders moest je gewoon het trappenhuis nemen. Maar ondertussen moest ik tegen mijn baas een raar verhaal ophangen om die trap nog een beetje geloofwaardig te maken. Nee, dat doen we niet meer op die manier.

Memlingstraat hoek Gerrit van der Veenstraat
 
Singel
Een soortgelijke klus had ik bij een familie op het Singel. De klusjes die ik uiteindelijk privé deed voor hen waren een vervolg van een verbouwing van de keuken. Toen die klaar was heb ik daar nog tientallen klussen verricht. Nou ja, het waren heel geschikte mensen, dus wat doe je dan. Eigen ideën waren ook welkom. Soms liep het wel eens tegen. Zoals de glasplaten die beneden in de hal tegen de muren bevestigd moesten worden. Ik had gebruikte etalageruiten door een glashandel op maat laten snijden. Deze had ze overdag gebracht en in de hal gezet. Bij het aanbrengen van zo’n enorme plaat glas ging het toch weer fout. De plaat schoof van de plint, waar hij op moest staan, op de stenen vloer en knapte in 765 stukken uit elkaar! Gelukkig hield ik de helft nog net in bedwang. Ja, en toen moest er natuurlijk weer een nieuwe plaat besteld worden. Dat glas diende overigens om de muren te vrijwaren van beschadigingen van fietsen, enz. Er moest daar veel gedaan worden in de woonkamer, slaapkamer, werkkamer, badkamer, opkamer, en het trappenhuis. Kortom alles. Maar het is allemaal goedgekomen.

Piet Mondriaan

Lucasziekenhuis
In het Lucasziekenhuis aan de Jan Tooropstraat heb ik met chef Ben een paar kantoortjes verbouwd en ingericht. Dat duurde echter niet lang, een paar weken geloof ik. Daarna zijn we er niet meer geweest. Hoe dat kwam weet ik niet. Privé ben ik er nog vaak genoeg geweest voor onderhoud aan het lichaam! Het ziekenhuis is onlangs enorm uitgebreid. Wij waren denk ik gewoon te klein.

Novotel
In het Novotel (hotel) aan de Europaboulevard liggen ook nog enige voetstappen. Daar had een verdieping brandschade opgelopen. Enige deuren werden vernieuwd en er moesten enige nieuwe kopschotten achter bedden geplaatst worden. Het was meer sjouw en loopwerk dan dat je zinnig bezig was. Maar het is weer eens wat anders zo’n groot hotel.

Broek in Waterland
In Broek in Waterland staan houten huizen. In twee daarvan kwamen we regelmatig voor onderhoud. Bij één huis is de voor en zijgevel geheel vernieuwd. Dat is dan voor ons weer eens een mooi werk. Want meestal zit je toch in de troep! De houten delen van de voorgevel heb ik samen met chef Ben nog op breedte gelijmd en geschaafd. Potdekselen noemen ze deze constructie. De familie die eigenaar van het huis was deed volgens mij iets met koffie en thee. Een heel bekende naam.

Duivendrecht
In de Kloosterstraat te Duivendrecht staan leuke huizen. In één ervan werd een nieuwe keuken geplaatst door ons. Tevens werd enig ander werk verricht. Laten we zeggen: het moest bewoonbaar gemaakt worden. Het was behoorlijk verwaarloosd. Ook enige schuttingen in de tuin werden vervangen. Op ongeveer dezelfde plaats stond hier vroeger een 17e eeuwse boerderij. Deze boerderij met de naam ‘Weltevrede’ werd eerder bewoond door een familielid van mijn moederskant. De schilder Piet Mondriaan heeft de boerderij nog geschilderd. De stulp is in 1925 gesloopt. Voor mij was dit een leuke bijkomstigheid. 

De 17e eeuwse boerderij te Duivendrecht geschilderd door Piet Mondriaan

Koffie met wodka

P.C. Hooftstraat
Alweer in de P.C. Hooftstraat tegenover de al genoemde schoenenzaak zat of zit een zaak in antieke sieraden. De eigenaren lieten de woning daarboven helemaal verbouwen. Zelf woonden ze al jaren beneden achter de zaak. Dus waarschijnlijk was er toen genoeg gespaard om over te gaan tot aktie. Daar kwam ook een vracht puin uit. De ene na de andere container werd voor de deur gezet en door ons tot de nok toe gevuld; meestal tot een meter boven de rand. Met ons werkte een elekriciënsbaas(je) genaamd Erik. Mijn zoon Edward heeft hem daar enkele weken geholpen. Edward zit ook in de elektra. Echter niet in de bouwwereld. Toch was het voor hem een welkome afleiding en hij was gewoon in loondienst. We waren op de tweede verdieping bezig toen enige oude elektraleidingen weggesloopt moesten worden. Ik zei tegen Erik: ‘Ik draai de stoppen er even uit.’ ‘Dat hoeft niet, zei Erik die op een trap stond, dat doen we makkelijker.’ Hij hield even de rode en de groene draden in een doos tegen elkaar, de vonken vlogen in het rond. ‘Zo, hier staat geen spanning meer op, riep Erik. Slopen die handel!’ Zo leer je iemand toch niet het elektravak.

Russisch consulaat
Op het Russisch consulaat aan het Museumplein moest enig onderhoudswerk gedaan worden. Ik dacht dat het enige klemmende deuren en ramen betrof. Ik ging daar heen met een maatje. We meldden ons in een kantoortje bij de achterdeur. Ik zeg: ‘Wij komen timmerski met hamerski.’ Zij keken ons bedroefd aan, en ons werd duidelijk gemaakt dat dat niet grappig was. Het was nog in de tijd dat de koude oorlog nog volop bezig was. Ik bood mijn excuses aan en vroeg wat dán de bedoeling was. We moesten op verschillende kamers op de bovenste verdieping de ramen nazien, want ze klemden als de neten. En dat gebeurde onder het toezicht van een bewaker, die ons zijdelings in de gaten hield. Waarom weet ik niet. Misschien waren ze bang dat we de Amerikanen (het Amerikaans consulaat ligt er pal naast) zouden inlichten over de deplorabele toestand van hun pand. In de keuken mochten we koffie drinken. Koffie mét of zónder wodka. Wij kozen voor koffie mét wodka! En de hoeveelheid wodka moest je zelf toevoegen. Dus.

Russisch consulaat aan het Museumplein

Rietveldakademie
Op de Rietveldakademie aan de Frederik Roeskestraat zijn ook nog enige sporen van mij terug te vinden. Daar werden op een verdieping alle deuren vernieuwd. Uiteraard met het nodige hang en sluitwerk. Dat was eigenlijk wel een leuke klus. Hiervan herinner ik me niet zo veel meer. Ja, deuren. Oké, deuren?

Uit stof zijt gij gemaakt ...

Overamstelstraat
In de Overamstelstraat bij de Weesperzijde moesten enkele woningen gerenoveerd worden. Tenminste moesten er brandvertragende plafonds aangebracht worden. De bewoners bleven er wonen. Zie het voor je: de kamers half ontruimd de rest afgedekt met plastic, en wij maar rammen om die met riet gestukadoorde plafonds er uit te krijgen. Stofbrillen, mondkapjes, oordopjes, oogkappen, maskers, alles werd daar gebruikt om het stof uit het lichaam te houden. Als het oude plafond verwijderd was zetten wij er weer een dubbele laag gipsplaten tegen. Stof, stof, en nog eens stof. Hier werkte ik met een Turkse arbeider die al die stof ook niet kon waarderen. Hij keek mij eens vreemd aan toen ik riep: ‘Uit stof zijt gij gemaakt en tot stof zult gij wederkeren? En dat wederkeren gebeurd hier en nu!’ Om dat een Turk uit te leggen, ga der maar aan staan. Ook werkte met ons een jonge leerling timmerman. Maar wat je hem ook opdroeg om te doen, hij deed het niet. Hij deed precies waar hij zin in had. Maar dat was nou precies wat niet gedaan moest worden. Die heb ik op het laatst maar naar de werkplaats gestuurd; niets mee te beginnen. Ik zeg: ‘Ga maar aan de werkplaats spelen.’ En hij was nog beledigd ook. Later kreeg ik te horen van: ‘Jan wat heb je nou gedaan.’ Ik zeg: ‘Ik heb niks gedaan, wat gedaan moest worden heb ik hem opgedragen, maar meneer verdomd het om het te doen, dat is alles. Ik ben geen sociaal werker, die hem de hele dag maar in de gaten kan houden. Als ik het twee keer gezegd heb gaat hij bij de derde keer weg, weg, weg! Ja, op een gegeven ogenblik komt het bij mij ook de strot uit. Jullie op kantoor zitten lekker achterover en hebben totaal geen notie van wat hier gebeurd! Kom eens een dag helpen dan weet je waarover ik het heb.’ Daarna bleef het een hele week doodstil en die jongen heb ik niet meer teruggezien. Wat een rust.

Uithoornstraat
Ook in de Uithoornstraat aan de rand van de Rivierenbuurt was typisch een renovatieklus die hoofdzakelijk uit subsidie-punten bestond. Verbeteringen aan woningen die gesubsidieerd werden door de overheid. Brandvertragende maatregelen en dergelijke. Soms echte verbeteringen zoals doucheruimtes en keukens. In deze straat bevinden zich ook geheel gemetselde balkons die aan renovatie toewaren. Ook de voordeuren kregen een facelift. En de brievenbussen werden vergroot tot de euromaat. Zou dat ook een subsidiepunt zijn? Ik heb brievenbussen vervangen waar nauwelijks een agenda doorheen kon. De tegenwoordige brievenbussen moeten gemakkelijk de dikke Wehkamp kunnen ontvangen!

Bloemgracht
Op de Bloemgracht bij een grote meubelzaak hadden we ook geregeld onderhoud. Appie en ik waren daar nogal eens ’s maandagsmorgens te vinden. De dag dat de winkels normaal gesloten zijn. Het waren meestal kleinere klussen. Zoals lekkage’s of een nieuwe plafondplaat. Aan het einde van de dag, het liefst nog eerder, moest je weer weg wezen! 

zondag 15 juni 2014

Wibautstraat

Vossiusstraat
Een advocatenkantoor in de Vossiustraat, daar probeerden ze nog wel eens in te breken. Wij kwamen daar ook geregeld, maar dan gewoon aan de voordeur? Buiten het gewone onderhoud waren er geregeld verbouwingen. Er is daar een trap naar de bovenverdiepingen. Die is zo lang, dat wil je niet weten. Als je boven was met het materiaal was je kapot. De meeste collega’s hadden er een hekel aan om daar te werken. Boren en kloppen moest je zachtjes doen. Praten moest je zachtjes doen. Alles moest zachtjes gebeuren. Ik heb wel eens zachtjes gedacht: zal ik jou eens zachtjes in elkaar slaan! We hebben daar wel een nieuw tuinhuisje gebouwd. Dat hoefde niet zachtjes te gebeuren. Als de dames en heren maar wel op een redelijke manier met elkaar konden converseren!
 
Badhoevedorp
In Badhoevedorp op een strook industrie staat een drukkerij waar enig werk uitgevoerd moest worden. Aan de achterkant werd het houtwerk (rabatdelen) geheel vernieuwd. Het was toevallig prachtig weer. Daarom ben ik het niet vergeten. We stonden op een steigertje te werken in de zon. Niemand om je heen, geen gezeik. Ideaal, zo moest het elke dag zijn. Met wie ik hier gewerkt heb, ik dacht Jan V., maar het kan ook Ab B. of Ben H. geweest zijn?
 
Wibautstraat
Bij onderhoudswerk aan woningen in de Wibautstraat zijn we schrikbarende toestanden tegengekomen. Ik werkte daar samen met Jan V. Jan en Jan dus, en enkele anderen. De voorgevel van het blok woningen werd ook voorzien van kunststof kozijnen. Mijn toenmalige baas moest zo nodig dealer worden van een bepaald merk kunstofkozijnen. Nu had ik het niet zo op dat kunststof. Je kan er niet aan zagen, niet schaven, helemaal niks. Als ‘het kader’ de boel verkeerd had opgemeten dan waren ook hier de rapen gaar. En dat gebeurde nog wel eens. Er mocht alleen in geboord worden om de boel vast te zetten aan de gevel. Maar dat moest ook zo min mogelijk zichtbaar gebeuren. Als alles gesteld en vastgezet was werden de ramen en de deuren er in gemonteerd. Die werden ook weer gesteld zodat ze niet sleepten aan de onderkant. Je moest alles afstellen. Ik kon mijn schaaf wel weggooien, ja ik kon al mijn timmer-gereedschap wel weggooien. Natuurlijk heb ik dat niet gedaan, maar bij wijze van spreken.
 
Gelukkig bleef er in de rest van de woningen nog genoeg timmerwerk over. Meestal was ik daar dan ook te vinden. Ik zei wel eens tegen de jongens: ‘als ze me zoeken dan ben ik poe…?’ Om nog even op die schrikbarende toestanden terug te komen. In de meeste woningen daar, was geen douche aanwezig. Ik vroeg wel eens aan de bewoners hoe ze zich wasten. Dat was voor mij een gewone vraag. Sommige mensen fronsen bij zo’n vraag hun wenkbrauwen en denken, waar bemoeit ie zich mee! Voor de meesten was het geen punt. Die gingen dan naar het badhuis, bij kennissen of familie. Een enkele antwoordde dat hij of zij het met een washandje deden naast de gestoofde peertjes! In dat geval vroeg ik maar niet verder.

Er was er een die zich waste in de toiletpot? Hoe doe je dát, vroeg ik. Kom maar kijken zei de man. Hij had inderdaad boven de toiletpot een warm en koudkraan en een douchekop gemonteerd en daaromheen een douchegordijn? Dat gordijn hang ik dan in de pot als ik sta te douchen. Als ik dat niet doe  gaan de buren weer klagen? Het is behelpen, maar ik ben niet anders gewend. Wij mochten van de eigenaar bij hem geen douche maken, maar de vensterbanken moesten wel vervangen worden? En de trapleuning vastgezet?

Wibautstraat met de gevel van kunststof

Frans en Willem

Meeuwenlaan
In een woonhuis aan de Meeuwenlaan in Amsterdam noord moest een zijingang komen. Dit woonhuis diende al tot moskee. Maar wegens klachten van de omwonenden werd de ingang van de voorkant naar de zijkant verplaatst. Er moest een deur en raamkozijn worden geplaatst. Daarvoor moest dus ook een stuk van de buitenmuur worden weggehaald. Je mocht hier wel werken maar ‘s middags na 2 uur moest je zo stil mogelijk timmeren? Want dan kwamen de gelovigen bidden in de ruimte vlak naast waar jij bezig was. Er zat alleen een stofschot tussen. Als we even een stukje door de gebedsruimte moesten lopen moesten de schoenen uit. Dat deden we natuurlijk niet. Veel te link om op de bouw op sokken of slippers te lopen. Ik vertelde dat ik al eens een spijker door mijn voet had gekregen. ‘Ikke niet begrijpen’ werd er geantwoord. ‘Dan ikke ook geen schoenen uitdoen, zei ik. Mohammed zal het wél begrijpen. Trouwens, ik kom hier niet om te bidden maar om te werken aan het huis van Mohammed. Daar zal hij me eeuwig dankbaar voor zijn.’ De imam was volgens mij niet blij met ons. En wij niet met hem. Wij deden onze schoenen niet uit onder het werk. Hij kon ons niet overtuigen en liep met een lang gezicht rond.
Ik snap ook niet dat er op elke hoek van de straat een moskee moet verrijzen? En dat daar een vergunning door de deelraad voor wordt gegeven. Notabene in een woonhuis. Zo onttrek je goede woonruimte, waar de Amsterdammer recht op heeft. Katholieke en Hervormde kerken bouwen ze ook niet in woonruimtes. Dus deelraden, een advies van een rechtgeaarde Amsterdammer, houdt je aan de normen die hier in Nederland gelden en niet die in de bergen van Marokko.
 
Frans en Willem
Geregeld hadden we ook werk van een binnenhuisarchitect, de heer Frans. Hij kon goed opschieten met ome Willem. Twee van hetzelfde soort? Twee perfectionisten waar je wel eens moe van werd. Ik moest eens in een woning een trapgat maken in de vorm van een elips. Ome willem was al in de vut, jammer, nu moest ik het zelf doen. Na veel zweten, dacht ik dat het gat in de vloer, er in de ogen van Frans mee doorkon. Niet dus. Na nog twee keer veranderen was het in mijn ogen perfect, beter kon niet. Bij inspectie moest ik zijn opmerking ‘Nou, zo moet het dan maar’ langzaam doorslikken. Ik dacht, jou kom ik nog wel tegen!
 
En inderdaad kwamen we Frans nog vaak tegen. Meestal bij particuliere klussen. De klussen waarbij Frans betrokken was, waren in onze ogen meestal heel moeilijk te realiseren. Daar moesten altijd specialisten aan te pas komen. Mijn baas had daar ook moeite mee. Wat dat betreft zaten we op één lijn!

Koud en saai werk

Prinses Irenestraat
Bij een lyceum in de Prinses Irenestraat moesten we de plafondplaten onder de loopbrug en het afdak van de achteringang vernieuwen. Met ‘we’ bedoel ik Appie en mijzelf. Het was natuurlijk weer midwinter en precies in een tochtgat. God, wat hebben we daar een kou geleden. Het was altijd hetzelfde liedje, ’s winters buiten en zomers binnen. Die plafondplaten moesten losgeschroefd worden, tenminste wat er van over was moest verwijderd worden. Dan moest het houtwerk onder de naden zwart geverfd en drogen. Daarna werden er nieuwe witte platen tegen bevestigd. Met nieuwe schroeven. Het was er zo koud dat we allebei spontaan een hekel aan ons werk kregen. Van de conciërge mochten we alleen koffie halen als het schafttijd was. Tussendoor mocht niets genuttigd worden. Hij dacht zeker dat we scholieren waren. Maar hij zag niet dat wij buiten en zei binnen stonden. Dit werk staat me bij als intens koud, intens saai, kortom een kloteklus. Jaren later hebben we nog een loopbrug tussen twee gebouwen aangebracht. Maar dat was in de zomer. Toen het werk bijna klaar was moesten er toch nog een paar dingen aan de buitenkant van de brug gebeuren. Dat moest gedaan worden vanuit een hangladder die met een beugel boven in de goot hing. Ik heb het niet zo op die dingen. Je moet ze vertrouwen en dat deed ik niet. Maar uiteindelijk stonden chef Ben en ik gebroederlijk naast elkaar in het bakje op 15 meter hoogte de klus te klaren. Iets met stopverf en kit. Helemaal duidelijk staat het me niet meer voor de geest. Toch liet ik het bakje met mijn lichaam even schudden. ‘We gaan eraan’ riep ik tegen chef Ben. ‘Vrouwen en kinderen eerst’ riep chef Ben. We waren helemaal op elkaar ingespeeld.

In de A.J.Ernststraat in Buitenveldert was het plaatsen van een nieuwe keuken de opdracht. En in deze keuken moest alles maar dan ook alles weggewerkt worden. Kokers mocht je niet meer zien. Afvoeren, leidingen, alles moest weggewerkt worden. Ik ben daar heel wat creativiteit kwijt geraakt maar het leverde me niks op.

Plafondplaten vervangen was het credo. Dat moest gebeuren bij een reklamebureau in de Wibautstraat. Het was een enorm gebouw. Ome Willem en ik hebben daar weken werk gehad. Wanden verplaatsen, ruimten vergroten, ruimten verkleinen, plafonds aanpassen. Jezus, wat een onzinwerk. Gewoon nutteloos en geldverspilling. Net als die reklame.

Buyskade
Bij een machinefabriek aan de Buyskade zijn de vloeren van houten blokjes die met de kopse kant naar boven staan. Ome Willem en mijn persoontje hebben dat werk persoonlijk ondertekend. Het was een frustrerend werk. Want elk blokje moest ingesmeerd worden met lijm en tegen het vorige blokje geduwd worden. Als dan een hele vloer klaar was moest hij vlak geschuurd worden. Op die vloeren werden dan weer machines geplaatst. Voor het vloeren hadden we aan de werkplaats de blokjes op maat gezaagd, dus we kenden elk blokje al persoonlijk. Als we een blokje met een afwijkende kleur weer tegen kwamen zeiden we dan ook: ‘hé, jij ook weer in de buurt?’

De gesloopte machinefabriek Mahez aan de Buyskade

vrijdag 6 juni 2014

Nonnen en de pastoor

Kempenaerstraat
Dat je mensen bewust en onbewust kunt afleggen komt geregeld voor. Zoals het echtpaar in de Kempenaerstraat. Deze mensen gingen in hun slaapkamer over tot een door zeer velen geliefde sport. Deze sport werd dan spiernaakt met de gordijnen open beoefend. Terwijl aan de andere kant van de straat op ons bouwwerk mensen bezig waren. Je kan mij niet vertellen dat deze mensen blind waren! Zoals wij naar binnen konden kijken konden zij naar buiten kijken. Het maakt eigenlijk niet uit, het schouwspel blijft fascinerend.

Van Breestraat
In de Van Breestraat bevond zich een instelling die internationaal studenten in de theologie begeleidde. Alles ademde daar een katholieke sfeer. Er was ook een heuse kapel aanwezig waar op elk tijdstip van de dag wel enkele nonnen zaten te bidden. Ik was met Jan V. en Appie ergens in het gebouw aan het werk. Je moest daar letterlijk een doek om je hamer doen want lawaai was uit den boze. Telkens als er in een muur geboord was moest je je eigen verontschuldigen dat er lawaai gemaakt was. Iemand van de leiding vroeg ons in de middag een houten schotje onder het spreekgestoelte weg te halen voor de elektriciën, want er was iets mis met de geluidsinstallatie van de kapel. Appie ging samen met Jan V. naar beneden en openden voorzichtig de deur naar de kapel. Er zaten maar drie nonnen te bidden, dus het was rustig. Jan V. dook onder het spreekgestoelte en begon uit het schot enkele schroeven te verwijderen. Appie moest hem bijlichten met een looplamp want er was een chronisch tekort aan licht in deze ruimte en helemáál onder het katheder. Appie had de lamp in zijn linkerhand en zat ondertussen met zijn rechterhand met enkele knoppen te spelen. Schijnbaar lukte het niet helemaal want Jan V. begon luid hoorbaar te hijgen en te kuchen. Ap had per ongeluk de geluidsinstallatie aangezet maar kon hem niet zo gauw weer afzetten. ‘Godverdomme, ik krijg die rotschroef er niet uit’ klonk het luid door de kapel. Ap keek naar de nonnen. Twee nonnen verwijderden zich direct uit de kapel. De derde non tuitte haar lippen en siste ‘wat is er aan de hand’. Mijn kollega heeft het moeilijk, fluisterde Ap. ‘Beheerst u zich een beetje’, siste de non weer. ‘Ja, ja,’ zei Ap. Ondertussen kwam Jan V. overeind en stootte zijn hoofd tegen de onderkant van het spreekgestoelte. Weer klonk het ‘Godv…’. ‘Uw vocabulaire is wel erg beperkt’ zei de non en liep de kapel uit. ‘Heb je nou je zin’ zei Ap tegen Jan V. ‘Je hebt iedereen weggejaagd met je gevloek.’ Jan V. wreef over zijn hoofd en zei: ‘Maar jij bent toch niet bang voor me!’
Opgetekend uit de mond van Appie.

Ruysdaelstraat
In de toren van de Oud Katholieke kerk in de Ruysdaelstraat was ook het een en ander te doen. Hier moesten enige vlonders vernieuwd worden. Ook enige ramen werden nagekeken. In de keuken van het woonhuis moest een nieuwe deur. In dat huis woonde meneer en mevrouw Pastoor? Dat deze pastoor getrouwd was en kinderen had, daar moest ik even aan wennen. Maar goed, verschil moet er zijn. Wie van wie afgescheiden is laat ik ook even in het midden?

kerk in de Ruysdaelstraat

PvdA en KVP

PvdA en KVP
Ja, dat was een heikel punt, de PvdA. Onze baas was echter zwaar katholiek. Deze twee tegenpolen gingen met elkaar om of ze getrouwd waren! Het gaf zelfs geen wrijving als er verkiezingen in aantocht waren. Ons bedrijf zorgde ook voor het plaatsen van de verkiezingsborden, uiteraard alleen die met het opschrift: Kies KVP, of vrij vertaald: Katholieke Volks Partij. Elke verkiezing moesten er een groot aantal borden vernieuwd of bij gemaakt worden. Dus daar was werk aan de winkel. Wij maakten dan de borden, waarna ze naar een bevriend schildersbedrijf werden gebracht. In de kleuren zwart en geel werden ze beschilderd. Soms was het veel handwerk. Daarna konden wij ze voorzien van lange poten van twee en drieën. Deze werden aan de buitenzijde van de brugleuningen geplaatst en met ijzerdraad vastgezet. Zo werd niet alleen de KVP aangeprezen, maar alle politieke partijen deden het zo. Bijvoorbeeld de brug over de Prinsengracht bij de Westerkerk stond vol met deze borden. Het was voor de burger op straat een direkte confrontatie. Na de verkiezingen was het wel vaste prik dat één derde van de borden in de gracht dreef! Op kantoor kreeg dan de PvdA de schuld.

Jacob Obrechtstraat
Ik zei het al, de baas was zwaar katholiek. Nou ja zwaar. Hij had geregeld werk vanuit de kerk. Ikzelf ben ook opgegroeid met het bezoek aan deze godshuizen. Dus het was een enigzins vertrouwde omgeving. De parochiekerk van onze baas stond en staat nog in de Jacob Obrechtstraat. Daarnaast links was de pastorie en rechts het parochiehuis. Al deze gebouwen hadden we in onderhoud. Boven in de kerk bevindt zich de zolder waar zich geregeld lekkages voordeden. Meestal werden deze onderhouds klussen gedaan in wat stillere tijden, dus midden in de winter. In de kerk was het altijd steenkoud vooral bovenin. Samen met ome Willem hebben we in de toren de klokkenstoel vernieuwd. En ja, dat was dus midden in de winter. Ik riep nog: mijn God wat is het hier koud! Daar stond je dan tussen de galmgaten boven in een snijdende wind. Ome Willem zei: Jan, jij mag hier niet vloeken, dat zal ik dan maar voor je doen. We hebben flink doorgewerkt om toch maar gauw klaar te zijn met de klus. Dat was dus ook nog eens voordelig voor het budget van de pastoor. Een vriendenprijs en gauw klaar, wat wil je nog meer.

In het parochiehuis waren we ook geregeld te gast om de boel te verbouwen. De meeste zalen hebben we opgeknapt tot moderne accomodaties. Deze werden gebruikt voor toneelvoorstellingen, feesten en partijen. Er was toen ook een mensa waar je kon eten. Daar maakten veel mensen gebruik van. Studenten, ouderen, alleenstaanden, bouwvakkers, ha, ha. De soep van de dag was aan ons wel besteed. En vooral als het weer eens koud was. Bedankt kokkie!

Aan de achterkant van het parochiehuis keek je bij de overburen naar binnen. Een jongedame aldaar ging elke morgen onder de douche. Zich onbewust van het feit dat zo’n 6 tot 7 man haar aflegden. Ze dacht alleen een kerk tegenover zich te hebben waar toch nooit iemand naar buiten keek. Op een gegeven moment had ze het in de gaten en trok de toch aanwezige gordijnen dicht. Wie gaat er nu douchen in het open front van een horde bouwvakkers!

Ingang Jacob Obrechtkerk