Voor deze
onduidelijke aannemer, gevestigd te Voorburg, heb ik enige maanden gewerkt. Tot
hij verzuimde om mij en mijn maatje Michel uit te betalen! Ja, zelfs de bouwbond
moest er aan te pas komen om deze heer failliet te verklaren. Uiteindelijk is
dat gelukt.
Het werk betrof de
Vrije Universiteit aan de Boelelaan met zijn duizenden studenten. We moesten
ons melden bij uitvoerder Ruud van een ander groot aannemersbedrijf. Zij hadden
ons weer ingehuurd van de aannemer uit Voorburg. Is het nog te volgen? Maar
goed, het maakt niet uit voor wie je werkt, als je maar werkt. Ze waren er met
een nieuwe portierslóge bezig. Daar hebben we even geholpen maar werden al gauw
op een ander front ingezet. Beneden in de kelder bevinden zich de koelcel en de
snijzaal van de VU. Ruud bracht ons er heen. Onderweg vroeg hij terloops aan
ons of we tegen de aanblik van dode mensen konden. Ik keek Michel aan en hij
keek mij aan. Ik zei dat me dat niet zo veel deed. Michel begon te grinneken en
haalde zijn schouders op. Maar het was al te laat. We liepen door een ruimte
waar tientallen lijken naar boven lagen te kijken! De meesten lagen in rekken
langs de wanden, maar sommigen lagen op verrijdbare brancards. ‘Kijk, zei Ruud,
hier moeten jullie stofschotten plaatsen van hout en plastic. Als die mensen
(en hij wees op de lijken) in de weg staan dan zet je ze maar even aan de
andere kant!’ Ondertussen was de lucht van parafine te snijden. Ruud zei nog:
‘Als het jullie te veel wordt ga je hierboven in de kantine maar wat eten of
koffie drinken.’ Hij keek ons veelbetekenend aan. Ik dacht nog: ‘Deze man weet
waarover ie praat?’ Er stond een muur die grotendeels weggesloopt moest worden,
vandaar die stofschotten. Aan de andere kant van de muur moest een hypermoderne
snijzaal ingericht worden. Doordat er ook een nieuwe koelcel geplaatst werd
waren de bewoners van de oude cel even verderop geparkeerd. We zijn de eerste
dagen alleen in de kantine geweest om koffie te drinken. Eten was er niet bij,
want door die lucht beneden hield je dat niet binnen. Echter na een week wist
je niet beter meer. Langzaam begonnen we weer te eten. Zelfs Michel ging weer
lachend naar zijn werk.
Toen de snijzaal
zo’n beetje klaar was werd hij successievelijk in gebruik genomen. Als een
stoffelijk overschot aan de beurt was dan werd die eerst schoongespoten met
water. Daarna netjes een witte doek over de schaamdelen (als die nog aanwezig
waren) en hop de zaal in om besneden te worden. Bij sommige lijken was alles er
al uitgehaald. Dan keek je van zijn of haar kruis, langs zijn ribben en
bovengebit zo zijn schedel in. Dat waren met recht overschotten! Hulde voor de
mensen die hun lichaam ter beschikking durven te stellen aan de wetenschap.
Toch waren we blij
dat we naar een ander werk moesten. De hele dag bij mensen werken die stil naar
boven liggen te kijken is ook niet alles.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten