donderdag 31 juli 2014

Ontslag en solliciteren

Tegels
Maar ik kon toch niet zeggen dat deze aannemer veel spectaculair werk had. Het was ook van oorsprong een metsel en tegelbedrijf. Het waren trappenhuizen met veel tegelwerk en badkamers of badcellen met, ja je raad het al, tegelwerk. Ik moest dan de leuningen op de trappenhuizen weer monteren en in de badcellen wat aftimmeringen en de deur herplaatsen. Er was warempel ook nog een particuliere klant die ze mij toeschoven. Dat was op de Leeuwarderweg. Ik dacht nog: hé, een stuk vloer vernieuwen en een nieuwe deur. Steeds meer kreeg ik  kleine klusjes te verwerken. Die moest ik dan met een bedrijfswagen afrijden. Ook werden in de auto’s allerlei apparaten geïnstalleerd. Dan konden ze je op het kantoor helemaal volgen. Maar aan mij hadden ze een verkeerde, ik zette alles af. ’s Middags als ik dan de wagen weer terug bracht zei Ruud onze uitvoerder: ‘Hé Jan, je was weer niet te bereiken?’ ‘O sjorry, zei ik dan, heb ik weer alles afgezet?’ Dat heeft gelukkig niet lang geduurd.

Ontslag
Het bedrijf kreeg betalingsmoeilijkheden. ‘Weet je wat, zei onze baas Jaap, we gooien al die timmerlieden er uit. Dan zal het wel beter gaan?’ En zo gebeurde het. 5 tot 6 man gingen er tegelijk uit. Ik weet het nog goed. Ik was de eerste die op kantoor moest komen want ik werkte er het kortste van alle timmerlieden. Met een voorzichtig betoog gaf Jaap mij te verstaan dat ik niet meer nodig was. Jaap dacht misschien dat ik flauw zou vallen maar ik had al een vermoeden dus ik vertrok geen spier. Het was trouwens ook niet de eerste keer. Ik vond het best. Kon ik teminste solliciteren bij een échte aannemer. Nou, dat heb ik geweten!

Solliciteren
Na ongeveer 5 maanden gesolliciteerd te hebben bij alle aannemers van Amsterdam en omgeving was ik nog steeds werkloos. Ik bood mij in open sollicitaties aan in een korte en bondige brief. Meestal volgde er een vriendelijke afwijzing en kwam ik onder in een bureaula terecht. Enkele gesprekken heb ik toen gehad bij verschillende bedrijven. Een aannemer kon me wel gebruiken, maar ik moest dan wel een derde van mijn oorspronkelijke loon inleveren! Ik zeg: ‘Je denkt toch niet dat je een schooljongen voor je hebt. Voor dat hongerloon van jullie krijg je niemand, wat denk je wel!’ Ze keken nog écht verbaasd ook toen ik dat zei. Ik weg. Een andere aannemer vroeg of ik al mijn diploma’s mee wou nemen. Dat vond ik vreemd. Want wie vraagt een 54-jarige nou nog naar zijn diploma’s. Maar goed, ik had ze natuurlijk wel bewaard. Daar ga je tenslotte niet de kachel mee aanmaken? Toen ik daar kwam was er koffie en koek. Het gesprek ging de kant op van ouwe jongens krentenbrood. Maar de diploma’s vond hij het mooist. ‘Wat een curiositeiten’ zei hij. ‘Ja dat kan je wel zeggen, zei ik. Maar hoe zit het nou met het werk?’ ‘Maandag hoor je het van me,’ zei het krentenbrood. Inderdaad belde hij met de mededeling dat er twee zieken terug gekomen waren op het werk en ik eigenlijk niet meer nodig was. Dat was het. Uiteindelijk werd ik uitgenodigd voor een gesprek voor de commissie Bouwvakwerk op het arbeidsbureau. Omdat ik al een wat oudere werknemer was wilden ze mij persoonlijk begeleiden? Hier was het ook weer ouwe jongens krentenbrood. Het waren drie aannemers waarvan ik er twee kon. Nog tijdens het gesprek kwam er een werkgever op tafel. Dat is een betrouwbaar iemand werd er gezegd. Neem contact met hem op en je zit gebeiteld. Ik liet het over me heen komen. Ik wist echter niet dat het een ordinaire koppelbaas en professioneel wanbetaler betrof. De commissie Bouwvakwerk, hé, trap er niet in!

Faillissement

Brouwersgracht
Van een pakhuis op de Brouwersgracht moesten alle luiken vervangen worden. Dat was een behoorlijk zware klus. Een hijstouw werd dan aan een deur bevestigd zodat we hem met twee man uit zijn hengsels konden hijsen. Elke deur kreeg een nummer anders wist je later niet meer waar hij gehangen had. In de werkplaats moesten we deze deuren, welke van boven allemaal verschillend rond waren, namaken. Het waren er 46, dat weet ik nog wel. Het moeilijkste was nog om de grote oude scharnieren weer exact op dezelfde plaats op de nieuwe deur te bevestigen. Je moest dan maar afwachten of het zaakje feilloos draaide. Maar met hier en daar een kleine aanpassing is dat aardig gelukt.
Dit werk was tevens het laatste wat ik bij dit bedrijf uitgevoerd heb. Door een arbeidsconflict, uitgelokt door een nepallochtoon, kwam ik in de ziektewet terecht. Bijna 38 jaar heb ik er gewerkt! Tijdens deze onvrijwillige werkpauze ging het hele bedrijf failliet met mij erbij. Nadat alle besonjes om het faillissement voorbij waren was ik tien kilo lichter en was het bijna een half jaar later.

Brouwersgracht het pakhuis met de luiken

Papaverhoek
Ongeveer 5 maanden heb ik gewerkt voor een aannemer gevestigd in Amsterdam-noord. Op zich was het wel divers werk. De eerste tijd was ik bezig in en om de werkplaats. Weer moest ik met diverse machines werken die net weer even anders bediend moesten worden dan ik gewend was. Maar dat had ik redelijk gauw door. Chef de werkplaats was ene Cor. Hij dacht: zo’n ervaren rot hoef ik niks meer te leren! Dat hoefde ook niet maar wel datgene wat voor mij vreemd was. Je moet het zien als dat je jaren in een museum voor oude kunst gewerkt hebt en je komt dan in een museum voor moderne kunst terecht. Even wennen alstublieft!

Tafeltjes
Ik herinner me dat ik met Cor samen enige tientallen houten bladen van terrastafeltjes op moest knappen. Schuren, lakken, schuren, lakken en weer lakken met blanke lak. Aardig werk, je was bezig. We mochten ze ook gemonteerd weer wegbrengen naar een zaak die in de Sint Luciënsteeg gevestigd is. Als je door de steeg loopt dan zie je ze staan. Ze zien er nog steeds goed uit.

Fietsendief

Herengracht
Banken, heb ik ook veel gewerkt. Op de Herengracht veelvuldig aanwezig en daar niet alleen. Maar op de Herengracht tussen Vijzelstraat en Thorbeckeplein waren ook nog enkele stijlkamers. Kamers met de inrichting nog uit de 17e of 18e eeuw. Daar moest dan alleen iets aan de deuren of ramen gebeuren. Aan de rest van de inrichting mocht je niet komen. Maar in de rest van het complex werd er veranderd dat het een lieve lust was. Liften werden hier aangebracht maar de monumentale trappenhuizen werden in hun waarde gelaten.
Het mooie van werken in een bankgebouw is dat je er de ruimte hebt. Een verdieping wordt dan in zijn geheel aangepakt anders is er teveel overlast voor het personeel. Voor ons werklui is het ook makkelijker i.v.m. aan en afvoer van materiaal. De diciplines bank en bouw kan je beter gescheiden houden. In de kelder bevond zich een enorme kluis. Wij waren altijd nieuwsgierig hoe deze er van binnen uit zou zien. Ik ben er één keer in geweest i.v.m. enig onderhoud. Volgens mij heeft alleen de Nederlandse Bank een grotere kluis.
Het maken van balie’s en andere betimmeringen was ons dagelijks werk. Bijna het gehele gebouw werd voorzien van systeemplafonds waartussen airconditioning werd aangebracht. We waren in het souterain bezig waar ik mijn fiets door het smalle raam kon zien staan. Op een moment begon iemand mijn fietsslot te mollen. Ik kreeg dat in de gaten en rende met een noodgang door het gebouw naar de trap. Toen ik boven was rende ik naar de uitgang maar ik was te laat. Bij het Thorbeckeplein zag ik iemand op mijn fiets wegspurten! Ik was woest. Drie dagen later zag ik mijn fiets terug, op de hoek van de Vijzelstraat. Tenminste ik dacht dat het mijn fiets was. Maar ik kon het niet zo gauw zien, want de berijder zag mij kijken en ging er als een speer vandoor. Ik keek naar het gebouw waar deze figuur uitgekomen was. Het was de sociale dienst. Ik wist genoeg. Een veelpleger! Een veelpleger is in mijn ogen geen mens maar een dier. Een dier dat veel gelijkenis vertoont met ratten. Die moet je in de beton storten.

Herengracht tussen Thorbeckeplein en Vijzelstraat
Vóór bovenstaande klus werkte bij ons bouwbedrijf een uitvoerder die Jos B. heette. Jos kon hogerop komen bij deze bank en meer verdienen bij hun technische dienst. Dus was Jos weg bij ons en kwamen we Jos daar weer tegen? Hé Jos, jij hier riepen wij. Jos keek niet zo vrolijk en kwam naar ons toe. ‘Ja zegt hij, ik werk nu hier. Maar zouden jullie hier in het bijzijn van anderen ‘meneer Jos’ tegen me willen zeggen, want dat is hier mijn gebruikelijke aanspreektitel!!!’ Hij was al weer weggelopen, maar onze monden stonden nog een hele tijd open van verbazing.
Twee of drie jaar later hoorden we dat Jos op een akelige manier aan zijn eind was gekomen. Hij reed met zijn auto langs een vrachtauto met oplegger. Daarop bevond zich een enorme scheepsschroef. Door onduidelijke oorzaak raakte de schroef los en kwam boven op de wagen van Jos terecht. Jos was niet meer. Zoiets wens je natuurlijk niemand toe. Tragisch ongeval stond er in de krant en terecht.

Twee hamers

Woonboot
Het buitenschot van een woonboot op de Keizersgracht vlak bij de Amstel moest geheel vervangen worden. En dan bedoel ik het schot aan de waterkant dus niet aan de walkant. Maar hoe kom je daar bij? Er zat geen brede rand waar je op kon staan. Maar geen nood. Aan de overkant lag een woonboot met een vlot. Na vriendelijk verzoek of we het vlot twee dagen mochten lenen voeren we van de overkant naar onze werkplek. Met twee man op dat vlot was toch een beetje riskant. We moesten geen rare bewegingen maken anders kapseisde het ding. Het slopen van het oude schot ging nog wel maar het aanbrengen van nieuwe delen gaf nog enige problemen. Telkens als je een nagel in de nieuwe deel wou slaan dreef het vlot van de boot af en stond je te wankelen op dat rotding. Bij het inslaan van een nagel verloor ik mijn hamer. Hij verdween achter mij in de plomp. Ik begon te mopperen over gevarengeld en gereedschapvergoedingen. Nog geen half uur later liet mijn maat zijn hamer in het donkere water verdwijnen. Weer gemopper en gevloek. We moesten wel nieuwe hamers halen anders kon het werk niet afgemaakt worden. Op kantoor werd ook gemopperd. We kregen geen gevarengeld maar onze hamers werden na veel vijffen en zessen wel vergoed. Geef mij nog zo’n klus.

Keizersgracht de woonboot

Keizersgracht
Ook op de Keizersgracht woonde een oudere man die af en toe wat onderhoudswerk door ons liet verzorgen. Sommige mensen willen dan steeds dezelfde persoon zien, zo ook bij hem. Ik mocht als enige bij hem werken. Hij bezat een heel pand op de gracht. Zijn beroep was houthandelaar, maar hij was al met pensioen. Aan een ver familielid verhuurde hij een verdieping. Hoe weet je dat allemaal zult u zeggen. Gewoon door het te vragen. Bijvoorbeeld, in de woonkamer hing een groot schilderij met een man en een vrouw, duidelijk een echtpaar. Ik, nieuwsgierig als ik ben, vraag wie dat zijn. Krijg ik als beloning te horen dat het zijn ouders zijn, en dat hij het schilderij zelf had gemaakt. Zijn moeder kwam uit Noorwegen en zijn vader uit Friesland, enz, enz. Ik zeg, ik doe aan stamboom onderzoek. U heeft dezelfde naam als een van mijn voorvaderen in de zijlinie. Ik zal eens kijken of het familie is. Nou, dan kan je niet meer stuk. Dan móét je terugkomen.

Op een keer wilde ik naar huis, het was tijd. De heer des huizes had visite van iemand die een tekening van hem gekocht had. Hij zegt: wacht Jan kan jij deze tekening voor ons nog even inpakken. Hij moet tussen twee plaatjes board op maat en dan in karton. Ik zeg dat is goed. Het was een half uurtje werk, dat kon er ook nog wel bij. Toen ik klaar was kreeg ik wél honderd gulden in mijn handen gedrukt. Dan wil je wel terug komen!

Koffiehuizen

Koffiehuizen
Nu we het er toch over hebben. Bijna elk koffiehuis wat pakweg tussen 1960 en 1980 in Amsterdam open was heeft klandizie van mij gehad. Sloten koffie heb ik en mijn maten achterover geslagen. Soms gepaard gaande met een echte Amsterdamse gehaktbal. We hadden de ochtendschaft van kwart over negen tot half tien en ’s middags van half een tot één uur. Als het erg koud was zaten we ’s morgens zonder het zelf te willen iets langer in de warme zaak. Wat een ellende: zat je net in een goed gesprek kon je weer naar buiten waar de vogeltjes fluiten? Nou, de vogeltjes floten niet hoor. Het was tien graden onder nul! In die koffiehuizen ontstonden vaak felle discussies over wat op de voorpagina van een groot landelijk dagblad gedrukt stond. Het liefst ging ik naar de oude bruine koffiehuizen. Lekker donker en goor. Zoals op de Westermarkt, hoek Jacob van Lennepstraat Bilderdijkstraat, Albert Cuypstraat, Elandsgracht, en vele anderen. En natuurlijk niet te vergeten koffiehuis 1890 op de Amstelveenseweg. Bijna allemaal zijn ze verdwenen, behalve 1890, die zit er nog steeds. Andere koffiehuizen zijn ervoor in de plaats gekomen maar daar heb ik niets mee. Daar wordt te weinig koffie gedronken en teveel gerookt!

Vroeger koffiehuis 1890 nu café bar 1890 aan de Amstelveenseweg

Brouwersgracht
Echte restauraties van particuliere panden zijn zeldzaam omdat deze meestal niet te betalen zijn. Of er moet een fikse subsidie beschikbaar zijn, dan wordt het een andere zaak. Ik heb ze wel meegemaakt maar zoals gezegd zeldzaam. Op de Brouwersgracht hadden we een pand wat geheel opgeknapt is. Ikzelf heb met ome Willem alle bewerkelijke betimmeringen en deuren gemaakt. Aan de werkplaats weliswaar, maar toch. Op het werk zelf zat weer een andere ploeg die de boel op zijn plaats bevestigde. Een echt stuk restauratie.

Geldersekade
Zo ook op de Geldersekade het trappenhuis van een pand gerestaureerd moest worden. Een trappenhuis is erg bewerkelijk, want je komt nergens behoorlijk bij. Overal moet je op een steiger werken, behalve bij de voordeur want dan sta je op de begane grond. Vanaf de steiger konden we ook de peeskamertjes aan de overkant van de kade goed in de gaten houden. De een hield bij hoeveel keer per uur er iemand naar binnen ging. De ander zwaaide regelmatig naar de dames van plezier. En een derde stond regelmatig met zijn duim tussen zijn wijs en middelvinger gebaren te maken. Zo had ook hier een ieder zijn taak!

Amsterdam Zuid

Belgisch consulaat
Op het Muzenplein tegenover de Apollohal huisde in mijn tijd de Belgische Consul. Het is een monumentaal pand en het is in deze buurt wel op zijn plaats, qua architektuur dan. Beneden is helemaal door ons verbouwd. Het bezit ook een aanlegsteigertje aan het Zuider Amstelkanaal. Er staat een grote flaggenmast in de voortuin. Toen wij, ik en chef Ben, de mast geplaatst hadden heb ik nog tegen chef Ben gezegd dat hij scheef stond. Maar daar was volgens hem geen sprake van. Het is zeker meer dan twintig jaar geleden, maar telkens als ik er langs rij zie ik die mast staan, scheef. Zo scheef als een meloen.

Koninginneweg
Een groot budgethotel op de Koninginneweg was ook klant van ons. Wat we daar allemaal verbouwd hebben is zo niet op te sommen. Maar de grootste waren de eetzaal en de keuken. Het toeval wilde dat bij het verbouwen van de eetzaal juist een Molukse gijzeling plaatsvond in de straat aan de overkant. Ook de Mobiele Eenheid huisde in het hotel. Zij moesten de omgeving bewaken en eventueel klaarstaan voor een inval. Wij maakten wel eens geintjes tegen die gasten, zoals: ‘Geef me even je pistool want ik heb mijn hamer in de tuin laten liggen?’ Flauw, ja natuurlijk. Maar die gijzeling duurde nogal lang dus op den duur wordt je vrij melig. Je mocht ook zo min mogelijk voor de ramen komen. Ze zouden eens onze richting uit kunnen schieten. Nou, voor dat die kogel bij ons was lagen wij allang op de grond. Weer flauw!

Buitenveldert
Verbouwingen bij particulieren. Ik kan ze niet meer tellen op de vingers van twee handen. Al stonden we met tien man naast elkaar dan kwam ik er nog niet. Een alleenstaande oudere vrouw ergens in Buitenveldert wilde haar kamer en keuken verbouwd. Met hulp van de meermalen genoemde binnenhuisarchitect Frans is dat gelukt. Mijn persoontje stond daar uiteraard tussen om het werk fysiek te doen slagen! Wat mij van deze klus bijgebleven is dat het toen verschrikkelijk koud was. Wel 25 graden onder nul. Tenminste, het was 15 graden onder nul maar als je buiten kwam dan was het veel kouder door de wind. Het was verschrikkelijk, vooral ‘s morgens vroeg, als je net uit je bed kwam. Brrrrrr. Gelukkig bestond deze klus hoofdzakelijk uit binnenwerk.

Buitenveldert was toch een geliefde buurt voor mijn baas om verbouwingen uit te voeren. De hoofdzaak was dat er toch redelijk veel geld (.) in deze buurt woonde. En de mond tot mond reclame deed daar toch meer zijn werk dan in andere stadsdelen. Een arts, een gemeentelijke voorlichtster, architecten, reklamebobo’s, een hoteleigenaar, een actrice, noem maar op. Toch allemaal mensen met een boven modaal inkomen. Voor mijn baas heel aantrekkelijk.

Voor ons was het iets minder aantrekkelijk. Bouwvakarbeiders meten de aantrekkelijkheid van een buurt aan de hand van het aantal koppen koffie dat zij aangeboden krijgen. En dat was wonderwel in deze buurt minimaal? Je had daar klanten die de werklui gewoon binnenhaalden en van koffie voorzagen. Die kon je tellen. Je had er ook die de koffie door een kier van de deur aangaven. Ook al regende het pijpestelen? Dan moest je het van arremoede op een luwe plaats opdrinken. Die waren in de meerderheid. Je had ook ‘klanten’ die helemaal geen koffie offreerden. Oké, niet! Dan gaan wij ‘even’ naar het koffiehuis mevrouw. Het werk lag dan wel stil. In de bouw is het gebruikelijk dat er twee keer op een dag geschaft wordt. Dat komt ook doordat men al om zeven uur ’s morgens begint. Om met kou en regen van ’s morgens vroeg tot half een onafgebroken buiten te vertoeven, is haast niet op te brengen. Dan snak je naar een koppie koffie. Met suiker en melk graag!

maandag 21 juli 2014

Studenten en BNers

Studenten
Onderhoud plegen in studentenhuizen was nou niet bepaald onze favoriete bezigheid. Toch moest ook daar af en toe het een en ander gebeuren. Deze woonruimte voor studenten bevond zich op de Keizersgracht alwaar men op het stoepje staande door een meestal op een kier staande deur naar binnen kon. Door een vrij duistere gang flikkerde men aan het einde twee treden omlaag de keuken in. Deze keuken was naar onze begrippen zo onbeschrijfelijk vuil en vies. Gewoon onvoorstelbaar. Het aanrecht stond boordevol vuil serviesgoed en pannen met onduidelijke etensresten. Alles zat onder een dikke laag vet. Meestal op vrijdag was er een Surinaamse schoonmaakster aanwezig, die verwoede pogingen deed om de berg afwas weg te werken. In de ‘kelder’ bevond zich een bar met biertap. Ook stond er een oud bankstel en er lagen wat matrassen in een hoek. Echt een zuip- en neukhol. Ik heb beroepsmatig meer van dergelijke holen gezien maar dit sloeg alles. Het stonk er naar verschraald bier en sperma. Dit zaad bevond zich in ruime mate ook in een bierglas. Wat zich hier in de late uurtjes afgespeeld heeft laat zich raden. Gelukkig waren wij er alleen om de meest noodzakelijke reparaties te verrichten. Meestal aan ramen of deuren. Op de bovenverdieping was een douche en enkele toiletten waarvan een normaal mens geen gebruik zou willen maken. Bedden waren niet aanwezig, men sliep op matrassen op de grond. Mannen en vrouwen sliepen met en door elkaar constateerde ik. Gezond, maar toch!

Keizersgracht met de blauwe lantaarn

Bekende Nederlanders
Ja, bij verschillende heb ik gewerkt. De meeste actrices waar ik gewerkt heb woonden in Oud Zuid, achter of naast het Vondelpark. Zij waren echter niet zo bekend dat men er dagelijks de mond vol van had. Alhoewel zij geregeld op radio en televisie te horen en te zien waren. Dat was nog in de tijd dat er toneel op de televisie uitgezonden werd. Gebeurt ook niet meer. Een bekende acteur uit de Nederlandse toneel, televisie en filmwereld zal ik niet vergeten omdat hij met de dochter van mijn eerste baas getrouwd was. Bij Cees kwam ik dan ook geregeld over de vloer voor verbouwingen. Eerst woonden zij in Amsterdam. Later in Noord-Holland, in een stolpboerderij. Zij hadden ook een dochtertje. De boerderij werd regelmatig verbouwd door ons. Zo moest er eens een dakraam geplaatst worden waardoor men uitkeek over het land. Cees had voor het instuderen van zijn teksten een vrij uitzicht nodig over de weilanden. Daar werd hij rustig van. Het was daar echter voor een stadsmens niet uit te houden. Je zag de hele dag niemand. Nou, alleen de postbode dan. Wij begonnen helemaal tegen onszelf te praten. Het dorp kwam alleen met de kermis in beweging.
Ook bij een bekende televisiepresentator heb ik nog enige sporen liggen. Hij woonde met zijn even bekende partner in het centrum van Amsterdam. Ik heb met ome Willem nog een mooie draaitrap in zijn huiskamer gemaakt. En een balkenplafond. Ja, Jos zat daar op een mooie plek in de stad. Helaas is ook Jos niet meer onder ons

Bij de BNer, met de artiestennaam Manke Nelis, God hebbe ook zijn ziel, heb ik ook nog even gewerkt. Dat moet dan heel kort geweest zijn want ik herinner mij er bijna niets meer van. Ik weet wel dat hij met zijn vrouw op de Marnixkade woonde. Toen ik bij hem werkte was hijzelf niet thuis. Hij had het toen erg druk met zijn ‘kleine jodeljongen.’

Vliegtuigen en kunstgebitten

NLR
Wij waren de huisaannemer van het Nationaal Lucht en Ruimtevaart laboratorium aan de Anthonie Fokkerweg. Alle gebouwen op dat terrein zijn door ons onderhanden genomen. En niet zo’n klein beetje. Op de kantoren waren we het meest te vinden. Die werden soms per verdieping stuk voor stuk opgeknapt. Dan de vergaderruimtes. Dat waren er nogal wat? Er werd wat afvergaderd. De laatste aanpassing was een hypermoderne ruimte waar film, video en dia programma’s gepresenteerd konden worden. Ook de gangen en de centrale hal waren regelmatig aan de beurt. Er staat nu een enorme windtunnel. Voorheen was dat een kleinere tunnel. Daar in die oude tunnel en in de omliggende ruimtes werden veel aanpassingen verricht.
En dan de vluchtnabootser, waarvan ik de passagiersruimte moest uitbreiden. Natuurlijk heb ik ook nog even gevlogen. Na de vlucht mocht ik nooit meer vliegen? Ik was ongeschikt volgens de instructeur, te weinig reactievermogen. Hij had gelijk. Als hij zei omhoog, was ik al tegen de toren van Schiphol gevlogen! Je vloog boven een groot gebied welke Schiphol en omgeving omvatte. Dat was een soort grote maquette die op zijn kant stond. Daar ging dan een camera langs en dat beeld zag je voor je in de vluchtnabootser. De camera werd in de nabootser bestuurd. Nu een ouderwets systeem, dus het zal wel niet meer gebruikt worden. Maar dat was net voor het computertijdperk.
Er waren wel computers in het lab maar die waren zó groot. Als je daar omheen liep moest je brood meenemen. Over brood gesproken. Ik vergeet helemaal de kantine. Totaal verbouwd. Vroeger was het een gemoedelijke ruimte waar nog met centen en stuivers gewerkt werd. Nu moet je een kaart in een gleuf duwen en dan heb je ergens recht op! Vraag me niet wát want ik kom er niet meer.

De NLR aan de Anthonie Fokkerweg

DDA
Nu we het toch over vliegen en Schiphol hebben schiet me te binnen dat ik ook nog op Schiphol zelf gewerkt heb. In een hangar op het oude Schiphol is de Dutch Dakota Association gevestigd. Daar langs een van de wanden moesten op een verdieping enkele kantoortjes gemaakt worden. In de hangar stond op dat moment geen dakota maar wel een ander klein vliegtuig. Van dit werk is me niet zo veel bijgebleven.

Generaal Vetterstraat
Decennia was ik vaste gast in een ‘fabriek’ van tandprotheses aan de Generaal Vetterstraat. Het was en is nog steeds met recht een fabriek. Er stonden tientallen, door ons gemaakte, speciale tafels met opstaande achterkanten waar elektra en luchtslangen op gemonteerd waren. Deze tafels fungeerden als een soort lopende band maar dan een stilstaande band. Wel gingen de dozen met onbewerkte en bewerkte gebitten van tafel naar tafel. De een zette er tanden in en de ander nam de kiezen voor zijn rekening. Ook was er een speciale goudtafel in een aparte ruimte waar alleen gouden tanden en/of kiezen gemonteerd werden. Daar mocht je alleen komen als de goudkluis gesloten was. Maar soms liep ik toch wel eens zo naar binnen om iets te repareren. ‘Goed volk’ zei ik dan. ‘Goed volk. In de bouw…’ riepen ze dan verbaasd?  ‘Ik werk niet in de bouw maar in de reparatiesector, zei ik dan, en dat is heel wat anders.’

Op de voorkant van het gebouw hebben we een verdieping gezet. En natuurlijk weer midden in de winter. Godsgruwelijk koud en de koffie was er niet om te zuipen. Tenminste niet in mijn tijd. Later heb ik in de fabriekshal erachter nog plafonds gemaakt van plaatjes zachtboard. Dat was een klus die maanden geduurd heeft. Ik was het op den duur spuugzat. Het plafond had een halfronde vorm en daarin moest je met de platen meegaan, nadat er eerst tengels waren aangebracht. Die tengels moesten aan het betonnen plafond vast geschoten worden met stalen nagels. Je klapte de loop opzij van het schietpistool, deed er een stalen nagel in, dan een losse patroon met een bepaalde sterkte aan kruit, dan de loop weer recht. Je zette het pistool tegen de tengel boven je hoofd, drukte tegen de veiligheidsplaat, en haalde de trekker over. Een oorverdovende knal en vast zat je tengel, of niet natuurlijk. Vijftig procent van de schoten was goed maar de andere vijftig procent mankeerde nog wel eens wat. Wel vast, niet vast, wel, niet vast, daar werd je helemaal psychisch gestoord van. Om de haverklap moest je ook nog eens het pistool schoonmaken met een loopborsteltje (in het leger noemen ze zoiets een pompstok) en olie. En je moest met oordopjes werken anders was ook je gehoor naar de kloten. Volgens mij heb ik daar veel slijtage aan het (mijn) lichaam opgelopen. Alles boven je hoofd. Op een slap rijdend steigertje. Niet goed.

’s Avonds was je helemaal op en zat je apathisch op de bank naar Ti-Ta-Tovenaar te kijken. Soms kreeg ik wel eens de neiging om niet omhoog te schieten maar de hele omgeving in een stilte-gebied te veranderen met mijn pistool! Maar dat had echt te lang geduurd want je moest voor elk schot een nieuwe kogel, (sorry) nagel met kruit invoeren. Toen dit werk klaar was had ik wel f 200,- (gulden) extra verdiend. Nee, zoiets doe ik niet meer. Dat moet makkelijker kunnen.

Generaal Vetterstraat met de 'fabriek'

zaterdag 19 juli 2014

Dames

Nassaukade
Ook op de Nassaukade, waar je vanuit de huiskamer Domela Nieuwenhuis kon zien staan, moest ik verschillende klusjes doen. De vrouw des huizes was een narrig persoon. Alles moest daar zo goedkoop mogelijk gebeuren. Het mocht absoluut geen geld kosten. Ik moest enkele pluggen hebben maar had ze niet meer. Ik zeg dat zo tegen die mensen. Zegt de vrouw: ‘Ga maar niet naar de ijzerwinkel, ga maar naar jullie werkplaats om pluggen te halen, want die baas van jullie brengt alles apart in rekening. Tenslotte ben ik een prijs met hem overeengekomen en ik ga niets méér betalen, als je dat maar weet.’ Ik zeg: ‘Wie het betaald interesseerd me niet, maar ik zéker niet. Maar ik ga ze nu wel halen bij de dichtstbijzijnde winkel, dat is in ieder geval goedkoper dan ik helemaal naar de zaak ga. Mijn baas zal daar zeker mee instemmen.’ Zegt die vrouw: ‘Jullie zijn allemaal hetzelfde, alles draait bij jullie om geld.’ Ik zeg: ‘Nou niet alles mevrouw, ik kan uw kapstok niet ophangen met twee briefjes van tien maar wel met twee goeie pluggen.’ Tjonge, jonge, jonge!

Nassaukade met uitzicht op Domela Nieuwenhuis

Keizersgracht
Ik werkte eens bij een alleenwonende dame op de Keizersgracht. Een verbouwing van ongeveer 14 dagen of zoiets. Als ik ‘s morgens kwam kreeg ik thee en dan ging de dame naar haar werk. Er moesten door het hele huis verschillende dingen gebeuren. Zo moesten er meerdere legplanken komen in haar slaapkamerkast. In het algemeen zit er maar één plank met een roe in zo’n kast. Er stonden nog wel spullen op de plank dus die haalde ik er af. Tot mijn verbazing waren dat allerlei verschillende dildo’s, nog in de verpakking. Sommige waren uit de verpakking gehaald. Ik dacht nog: ‘dat krijg je als je te lang alleen woont!’ Maar verder heb ik discretie getoond. Ik maakte 5 nieuwe planken in die kast en zette de kunstpenissen netjes naast elkaar op de bovenste plank. ‘Zo, dacht ik, dan ziet ze niet dat ik hier geweest ben?’ Ik heb haar er later ook niet meer over gehoord. Waarschijnlijk vond ze het heel gewoon. Erik, onze elektriciën, moest hier ook nog twee lampjes boven het bed monteren. Maar hij wist niet hoe hoog. ‘Ja, zei onze dame, dan moet ik even op bed gaan liggen, want ik moet er makkelijk bij kunnen als ik ga slapen.’ Dus zij gaat languit op bed liggen met haar armen omhoog bij de muur. Dan zegt zij: ‘Elektriciën kom maar even naast me liggen dan kan de timmerman het even op de muur aftekenen.’ Erik gaat naast haar liggen en graait ook met zijn handen in de lucht. Ik bekeek het tafereel met gemengde gevoelens. Erik moest hard lachen toen ik me over hen heen boog om twee potloodstreepjes op de muur te zetten. ‘Nou jullie redden het wel hé,’ zei ik, en maakte aanstalten om de kamer te verlaten. ‘Nee, hier blijven,’ riep Erik amechtig hijgend overeind komend. De dame glimlachte verleidelijk naar ons en zei: ‘toedeloe, tot vanmiddag,’ en vertrok. ‘Nou Erik wat doen we, zei ik. Blijven we vanmiddag om haar samen op te wachten.’ ‘Wat jij doet moet jij weten, zei Erik, maar ik ben vroeg weg!’

Helmersstraat
Ook een verbouwing in een trappenhuis in de 2e Helmersstraat had een geil tintje. Het was typisch een vrouwtje, dat als manlief de deur uit was en haar zoontje naar school, alle remmen losgooide. Ik en Appie moesten voor onze baas deze klus oplossen. Maar hij vertelde er niet bij dat wij bij de dame in kwestie ook een persoonlijk probleem mochten oplossen. Wij hadden al gauw in de gaten wat voor probleem. Bij de koffie polste ze ons al of we het wel eens gedaan hadden? Ap kreeg een boei, maar kon toch nog vragen of ze vanavond alleen thuis was om het te ervaren. ‘Voor jou altijd, zei ze, maar hoe is het met jou,’ en ze keek mij onbevangen aan. Ik kreeg ook een boei en zei: ‘Ik heb het nog nooit gedaan en ik weet ook niet hoe het moet.’ ‘Dat je dat durft te zeggen, zei ze, meestal vertellen mannen niets over hun sexleven. Maar kom vanavond na 8 uur, dan zal ik jullie alles leren.’ ‘Dat is goed,’ zei Ap en keek mij aan. Ik knikte, net als mijn knieën. Verders bleef ze de hele dag geil. Ap stond beneden te hijsen en ik stond op haar waranda om het spul aan te pakken. Ik bukte me, en ja hoor zij stond achter me, en ik voelde haar punten in mijn rug prikken. ‘Nu niet, zei ik, denk om de buren.’ Ap zag het ook en riep: ‘We zijn nu met andere dingen bezig wijffie, laat ons met rust.’ Wat ze toen zei verbaasde ons allebei. ‘Als jullie nu niet willen dan vanavond ook niet.’ Met andere woorden: pak me nu anders ga ik gillen! Natuurlijk is er verder niets gebeurd, maar je ziet hoe ver het kan gaan of je zelf kan laten gaan.

Een heerlijke worst

Oud hout
De moeder van een vriend van mijn zoon Edward (verder weg ga ik niet!) vroeg eens of ik haar keuken een facelift kon geven. Bij zulke vragen frons ik in zijn algemeenheid even de wenkbrauwen. Want wat moet ik me daarbij voorstellen. Ik weet het niet. Dus ging ik eerst maar even kijken. Bij de aanblik van de historische Bruynzeelkeuken liepen de rillingen over mijn rug. Wat moet ik hier nog aan doen, vroeg ik. Ja, er moest een kastje versmald en een kastje verbreedt, tevens was er een deurtje wat aangepast moest worden. Dat alles moest van afvalhout gemaakt worden wat zich al jaren op de waranda en in de garage bevond? Dat zag ik niet zo zitten. Ik heb er wel enige dingen gedaan maar na een paar avonden had ik het wel gezien. Ik kon er niks meer van maken, het was brandhout.

Veelaan
Toen het oude abattoir nog aan de Veelaan zat hebben we daar verschillende keren gewerkt. Daar zat een bedrijf dat organen van verschillende diersoorten bewerkte om het zo maar eens te zeggen. Wat daar allemaal verwerkt werd wil bijna niemand weten. Ogen, oren, lippen, en andere onderdelen van kauwers en herkauwers werden gebruikt om lippenstift en andere cosmetika van te maken. In ieder geval werd daar de grondstof voorbereid. Binnen en buiten de gebouwen hing een verschrikkelijke stank. Een stank om van te kotsen. We moesten de oude daken repareren en grote schuifdeuren plaatsen in een oude gemetselde gevel. Er was ook een soort kantine aanwezig. Als je daar binnenkwam werd je meteen mistroostig. De stank was er weliswaar minder maar de lucht was er zo dik als gal. En daar moesten we dan ons broodje opeten, brrrr. De koffie was er net om te drinken maar je kon het ook kauwen. Dezelfde mevrouw die even te voren koeienogen stond te pletten stond hier de koffie te serveren. Toch maakten ze daar ook worsten en andere geperste vleeswaren. Er was een ruimte die vol lag met opgeblazen darmen en blasen. Deze lagen dan te drogen of daaromtrent? In die darmen werd dan het gemengde vlees geperst wat worst werd genoemd. Van een medewerker heb ik nog zo’n worst gehad en mee naar huis genomen. Mijn vrouw vond hem heerlijk en na enige aarzeling ik ook. Later verhuisde het abattoir naar de centrale markt aan de Jan van Galenstraat. Het bedrijf waar wij werkten verhuisde naar de Nieuwe Hemweg. Mijn zoon Robert heeft daar nog een blauwe maandag gewerkt op de administratie. Als hij thuiskwam van het werk vroeg mijn vrouw wel eens voor de gein: ‘Heb je geen worst meegenomen.’

Ingang abbatoir aan de Veelaan (foto Stadsarchief)

Kloveniersburgwal
Op de Kloveniersburgwal moest de tweede verdieping helemaal verbouwd worden voor iemand, genaamd de opdrachtgever. Op de derde verdieping woonde een oud vrouwtje. Zij voelde zich schijnbaar geroepen om ons elke dag van koffie te voorzien. Natuurlijk hebben we voor haar de overlast zo beperkt mogelijk gehouden. Als er al eens iets verkeerd ging werd dat meteen opgelost. Appie liet zich eens ontvallen dat hij niet veel op had met oude vrouwtjes. Ons vrouwtje was gelukkig stokdoof, dachten wij. Geef mij maar een lekker jong mokkel, zei hij. Ik moest mijn gezicht in de plooi houden, maar dat koste me heel veel moeite. Je kon zo’n lief wijfie toch niet voor het hoofd stoten. We kregen trouw elke dag koffie van haar. Toen we klaar waren met de klus hebben we haar voor alle geleden overlast een bos bloemen gegeven. We gaven de bos aan haar en ze vond het prachtig. ‘Dank jullie wel, zei ze: Maar zo’n bos bloemen geef je toch niet meer aan een oude vrouw, zo’n bos geef je aan een lekker jong mokkel!’ En ze knipoogde naar Appie.

Water en vuur

Kraan
Bij een nicht van mij moesten ook eens verschillende dingen gebeuren. Haar man was schoenmaker dus draaide ik op voor sommige andere klussen? Maar dat viel nog niet eens mee. Daar moest het trappenhuis dichtgemaakt. Uiteraard moest daarin een kozijn met deur geplaatst worden. Leuke klus zo op het eerste gezicht. Maar je weet op dat moment niet waar je aan begint. Zo moest er een wasmachine op de zolder geplaatst worden. Hierbij moest de waterleiding een stukje verlegd worden. Dat was wel te overzien. Water afgesloten en de leiding een eindje verlegd met een wasmachinekraan. Alles prima zo te zien. Ik liep de trap af en om de hoofdkraan beneden weer open te draaien. Ik draaide hem open en hoorde meteen een kraan lopen. O, dacht ik, zeker een wastafel die openstaat. Komt me daar een lading water de trap af kletteren, niet te kort! Ik storm naar de zolder en ja hoor daar stond een kraan open. De  net gemonteerde wasmachinekraan was ik vergeten dicht te draaien. Het heeft dagen geduurd voor de boel weer droog was. Ik mocht later wel terug komen maar niet meer om te klussen!

Open haard
Een andere nicht van mij had een man die best handig was maar mij toch geregeld uitnodigde om hem met raad en daad bij te staan. Zij hadden een woning op de Admiralengracht met een souterrain. In dat souterrain wilden ze alle slaapkamers realiseren, drie in totaal. Wat een klus. Iedere avond lag er weer een baal hout klaar om vertimmerd te worden. Daar kwam geen eind aan. Op dat moment dan, hé. Uiteindelijk is er toch een eind aan gekomen. Op de begane grond moest ook een open haard gemaakt worden. Daarbij moest ik me even achter de oren krabben want er moest hierbij een flexibel alluminium pijp vanaf het dak drie hoog, door het oude schoorsteenkanaal, naar beneden aangebracht worden? Hoe we dat gedaan hebben weet ik niet meer. Ik weet wel dat, toen de haard klaar was, we hem gingen proberen. Na tien minuten brandde hij als een tierelier. Je moet dat echter rustig opbouwen anders gaat het fout. Ik keek dan ook met gemengde gevoelens naar de loeiende vlammen. Maar gelukkig heb ik nooit gehoord dat de brandweer er aan te pas moest komen. De familie is trouwens toch verhuisd dus daar hoef ik ook niet meer wakker van te liggen.

Douchebak
Bij een zuster van bovengenoemde nicht moest de pas aangekochte woning helemaal opgeknapt worden. Haar man kon veel maar niet alles, dus ...! Het begon in de keuken en eindigde op de zolder. Daartussen zat nog een badkamertje wat ook twee jaar van mijn leven gekost heeft. Bij wijze van spreken dan. Bij het stellen van een douchebak had ik echter wat teveel purschuim gebruikt onder de bak. Het resultaat daarvan was dat de bak de volgende dag bijna rechtop zijn kant stond. ‘Zo kunnen we niet douchen,’ zei ik verbouwereerd. Ik kon de hele handel weer weghalen en opnieuw doen. Geen purschuim meer gebruikt. Jaren later heb ik ook nog eens alle draairamen op de verdieping vernieuwd en tegelijk van dubbel glas voorzien. De badkamer, zag ik, was ook weer helemaal gerenoveerd, door een échte aannemer. Zo blijf je werk houden.

Van zolder naar steiger

Zoldervloer
Ome Rinus van moederskant had meer verstand van aardappelen dan van timmeren. Hij stond met een stal op de Albert Cuyp. Hij vroeg eens aan mijn vader of hij zijn zolder van vloerdelen kon voorzien met een trap. Er lag wel een balklaag waar het plafond beneden aan bevestigd was. Ik mocht hem helpen. Na veel gesleep lagen alle delen op de zolder. Maar nu moesten ze nog aangebracht worden. Op de plaats waar een vliezotrap moest komen, dus het trapgat, mochten geen spijkers in de balklaag geslagen worden zodat later de stukken deel er gemakkelijk uitgezaagd konden worden. Mijn vader was druk om de vloerdelen pás te zagen en ik mocht ze vastspijkeren. Bijna driekwart van de zolder was gedaan toen pa opmerkte dat het wel eens tijd werd om het trapgat er in te zagen. Pa had al ongeveer afgetekend waar dat moest gebeuren. Hij keek naar de potloodlijnen en merkte op dat ik ook het gedeelte van het luik stevig vastgenageld had. Ik keek in eerste instantie verschrikt want we zaten opgesloten op die zolder. Pa zei: ‘We maken geen heibel over dat trapgat, we trekken die nagels er wel weer uit. Maar we zagen eerst dat gat er in. Dan zijn die stukken er makkelijker uit te trekken.’ Binnen een half uur was het weer voor elkaar. In het gat zetten we voorlopig een ladder. Later zei pa: ‘Niemand hoeft te weten dat we onszelf op die manier opgesloten hebben. Anders denken ze dat we niet timmeren kunnen, en dat is erger! Dan gaat het de hele familie door en wordt ook nog eens over de markt verspreidt. Op het laatst geniet dan heel Amsterdam mee van jou stommiteit. Hoor je wat ik zeg?’ Ik antwoordde: ‘Ja pa,’ en kreeg een kop als een boei! Weer wat geleerd.

Steiger 10
Mijn vader was niet zo’n klusjesmens. Maar soms had hij er een waar wij, zijn zoons, bij moesten springen. Zo stond er een houten huisje (keet) op de Baarsjesweg. Ergens ter hoogte van waar nu de fietsbrug ligt. Dat huisje moest afgebroken worden en per dekschuit naar steiger 10 achter het Centraal station gevaren worden. Daar zou het op de kop van de steiger dienen als kantoortje van het daar gevestigde transportbedrijf. Nu is het zo dat ik zeg steiger 10, maar het zou evengoed steiger 9 of 8 geweest kunnen zijn of 11 of 12. Maar de naam steiger 10 ligt me in de mond bestorven, dus laten we het daar maar op houden. De dekschuit moest zo beladen worden dat hij niet kon kapzeisen. Maar bij de schuit werd ook een kaptein geleverd, want die zat aan het roer en bediende de motor. Wij zaten tijdens de vaart bij hem in de open stuurhut. Bij steiger 10 aangekomen moest het daar natuurlijk weer opgebouwd worden. Dat ging niet in één dag. We zijn er ettelijke zaterdagen mee bezig geweest. Het moest ter plekke ook nog eens helemaal ingericht worden. Er moest een balie, een koffieruimte en kantoortje gerealiseerd worden. Deze klus was een van de weinige die toch ook nog eens goed werd betaald. Als je nu bij de plek aan De Ruyterkade staat zie je dat de hele steiger 10 is verdwenen. Evenals alle andere oude steigers. Daar vindt een verandering plaats, dat wil bijna niemand weten!

rechts steiger 10 met het kantoortje