Een Engelse
hotelketen had zijn oog laten vallen op een historisch pand op de
Keizersgracht. Dat moest echter wel een grondige facelift ondergaan voordat de
eerste gasten naar binnen konden. En dat was onze taak met Martin als onze
uitvoerder. Aan de buitenkant mocht alleen gerepareerd of vervangen worden. Soms
mocht dát zelfs niet. Wat was het gevolg: met purschuim en kit werden
ingrijpende restauraties uitgevoerd! In verschillende ruimtes moest de ‘authentieke
sfeer’ behouden blijven. Zoals de eetzaal met zijn karakteristieke
balkenplafond. En de vroegere bakkerij, waarin het leek of het verse brood zo
uit de ovens gehaald kon worden. De ovens waren echter al tijden geleden
gesloopt en afgevoerd. Alleen de aanblik van de ovens was bewaard gebleven. En
zo was eigenlijk het hele pand, allemaal nep! De echte antieke zaken waren al
lang verdwenen. Maar goed, de hoofdzaak stond er nog: het gebouw zelf.
In de kap (zolders)
was nog het meest bewaard gebleven. Dat gold ook voor een inscriptie in een van
de balken op de zolder. Deze inkerving omvatte de naam en geboortedatum van
iemand die als gast in het toenmalige armenhuis aanwezig was. Tevens was er een
latijnse tekst naast een onvolledige datum aangebracht. Waarschijnlijk was deze
man doodziek en de laatste datum moest dan zijn sterfdatum zijn (worden). Het
is, vind ik, uniek als je zoiets tegenkomt.
Peter de Grote
In het verleden zijn
we wel eens curieuze dingen tegengekomen. Zoals een wastafel uit de tijd van
Tsaar Peter de Grote. Deze zat verborgen achter een wand. Dat was in een pand (dependance)
van een bank aan de Herengracht, ja dezelfde die al eens genoemd is, gelegen
tussen de Vijzelstraat en het Thorbeckeplein. In dat pand logeerde Peter de
Grote, Tsaar van het groot Russische Rijk. In Zaandam heeft hij toen ook iets met
hout gedaan, of was het nou kurk? Maar wát weet ik ook niet meer. Dat is zólang
geleden!!
Muntschat
In een pand op het
Thorbeckeplein hebben bouwvakkers eens een
geldschat (gouden munten) gevonden. Zij dachten toen in één klap rijk te
zijn. Nou, vergeet het maar. De Staat kreeg er lucht van en ze moesten de
munten inleveren. Van het vindersloon konden ze niet eens een doos gebak kopen!
Bij zoiets moet je ook je bek houden. Niks zeggen; tegen niemand. Gewoon die
hele handel in je broodtrommel en wegwezen. Later verkoop je de munten stuk
voor stuk en wordt je alsnog steenrijk? Tenminste, zo stelde ik het mij altijd
voor als het mij overkwam. Maar helaas.
Wat we wel vonden waren koperen centen en zinken stuivers. En dan nog meestal uit de oorlogstijd. Waarom er in de oorlog zo roekeloos omgesprongen is met geld, weet ik niet. Het leek wel of ze in die tijd smeten met geld. Ze smeten het natuurlijk tegen de muren. Meestal bevonden deze munten zich dan ook onder of achter de plinten. Onbereikbaar voor ‘normale’ mensen. Maar niet voor van nature nieuwsgierige timmerlieden. Echter, ook deze bezigheden leverden weinig op.
Rijke bouwvakker
De eerste bouwvakker die (eerlijk) rijk geworden is in de bouw moet ik nog tegenkomen. Er zijn wel momenten geweest dat ik dacht, ja, het is nu of nooit. Maar dan moet je toch criminele paden bewandelen. En dat zag ik even niet zitten, want dan moet je een ander benadelen voor je eigen gewin. Nee, dank je, zo ben ik niet opgevoed. Maar in het geval van die gouden munten zou ik me geen moment bedenken. De hele gevonden schat in het broodtrommeltje en de rest in het leeggegoten melkpak, wie doet je wat. Je loopt dan om half vijf met een stalen gezicht naar buiten (zo van: ik heb niks te verbergen!), stapt op je fiets en in één rechte lijn naar huis. Aldaar aangekomen laat je natuurlijk niks merken. Je zal ze ook in je eentje moeten verpatsen. Want als je het je vrouw en kinderen vertelt, staat het binnen een mum van tijd zwart van de mensen voor de deur. Mensen van allerlei pluimage. Mensen die zeggen, geef het maar aan mij dan verdubbel ik de waarde. Niet doen dus. Mensen die zeggen, geef mij wat, want jij kan het toch niet allemaal opmaken. Hoe kunnen die mensen dat weten! Niet doen dus. Mensen die altijd kerngezond overkwamen maar nu ineens allerlei ziektes onder de leden hebben. En zielig kijkend met uitgestrekte handen (en kwijlend) naar je opkijken. Vertrouw ze niet. Je ziet, veel vertrouwen heb ik niet in het omwonende volk. Maar ondertussen zit je wel met een volle broodtrommel en een half gevuld melkpak met gouden munten in je maag. Wat nu!
Het beste is om de hele schat naar het museum te brengen en, met de daarna gekregen gratis jaarkaart, elke dag je schat te bezoeken en te bekijken. Echt, het is in deze tijd ondoenlijk om een gevonden schat met winst te verkopen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten