maandag 21 juli 2014

Vliegtuigen en kunstgebitten

NLR
Wij waren de huisaannemer van het Nationaal Lucht en Ruimtevaart laboratorium aan de Anthonie Fokkerweg. Alle gebouwen op dat terrein zijn door ons onderhanden genomen. En niet zo’n klein beetje. Op de kantoren waren we het meest te vinden. Die werden soms per verdieping stuk voor stuk opgeknapt. Dan de vergaderruimtes. Dat waren er nogal wat? Er werd wat afvergaderd. De laatste aanpassing was een hypermoderne ruimte waar film, video en dia programma’s gepresenteerd konden worden. Ook de gangen en de centrale hal waren regelmatig aan de beurt. Er staat nu een enorme windtunnel. Voorheen was dat een kleinere tunnel. Daar in die oude tunnel en in de omliggende ruimtes werden veel aanpassingen verricht.
En dan de vluchtnabootser, waarvan ik de passagiersruimte moest uitbreiden. Natuurlijk heb ik ook nog even gevlogen. Na de vlucht mocht ik nooit meer vliegen? Ik was ongeschikt volgens de instructeur, te weinig reactievermogen. Hij had gelijk. Als hij zei omhoog, was ik al tegen de toren van Schiphol gevlogen! Je vloog boven een groot gebied welke Schiphol en omgeving omvatte. Dat was een soort grote maquette die op zijn kant stond. Daar ging dan een camera langs en dat beeld zag je voor je in de vluchtnabootser. De camera werd in de nabootser bestuurd. Nu een ouderwets systeem, dus het zal wel niet meer gebruikt worden. Maar dat was net voor het computertijdperk.
Er waren wel computers in het lab maar die waren zó groot. Als je daar omheen liep moest je brood meenemen. Over brood gesproken. Ik vergeet helemaal de kantine. Totaal verbouwd. Vroeger was het een gemoedelijke ruimte waar nog met centen en stuivers gewerkt werd. Nu moet je een kaart in een gleuf duwen en dan heb je ergens recht op! Vraag me niet wát want ik kom er niet meer.

De NLR aan de Anthonie Fokkerweg

DDA
Nu we het toch over vliegen en Schiphol hebben schiet me te binnen dat ik ook nog op Schiphol zelf gewerkt heb. In een hangar op het oude Schiphol is de Dutch Dakota Association gevestigd. Daar langs een van de wanden moesten op een verdieping enkele kantoortjes gemaakt worden. In de hangar stond op dat moment geen dakota maar wel een ander klein vliegtuig. Van dit werk is me niet zo veel bijgebleven.

Generaal Vetterstraat
Decennia was ik vaste gast in een ‘fabriek’ van tandprotheses aan de Generaal Vetterstraat. Het was en is nog steeds met recht een fabriek. Er stonden tientallen, door ons gemaakte, speciale tafels met opstaande achterkanten waar elektra en luchtslangen op gemonteerd waren. Deze tafels fungeerden als een soort lopende band maar dan een stilstaande band. Wel gingen de dozen met onbewerkte en bewerkte gebitten van tafel naar tafel. De een zette er tanden in en de ander nam de kiezen voor zijn rekening. Ook was er een speciale goudtafel in een aparte ruimte waar alleen gouden tanden en/of kiezen gemonteerd werden. Daar mocht je alleen komen als de goudkluis gesloten was. Maar soms liep ik toch wel eens zo naar binnen om iets te repareren. ‘Goed volk’ zei ik dan. ‘Goed volk. In de bouw…’ riepen ze dan verbaasd?  ‘Ik werk niet in de bouw maar in de reparatiesector, zei ik dan, en dat is heel wat anders.’

Op de voorkant van het gebouw hebben we een verdieping gezet. En natuurlijk weer midden in de winter. Godsgruwelijk koud en de koffie was er niet om te zuipen. Tenminste niet in mijn tijd. Later heb ik in de fabriekshal erachter nog plafonds gemaakt van plaatjes zachtboard. Dat was een klus die maanden geduurd heeft. Ik was het op den duur spuugzat. Het plafond had een halfronde vorm en daarin moest je met de platen meegaan, nadat er eerst tengels waren aangebracht. Die tengels moesten aan het betonnen plafond vast geschoten worden met stalen nagels. Je klapte de loop opzij van het schietpistool, deed er een stalen nagel in, dan een losse patroon met een bepaalde sterkte aan kruit, dan de loop weer recht. Je zette het pistool tegen de tengel boven je hoofd, drukte tegen de veiligheidsplaat, en haalde de trekker over. Een oorverdovende knal en vast zat je tengel, of niet natuurlijk. Vijftig procent van de schoten was goed maar de andere vijftig procent mankeerde nog wel eens wat. Wel vast, niet vast, wel, niet vast, daar werd je helemaal psychisch gestoord van. Om de haverklap moest je ook nog eens het pistool schoonmaken met een loopborsteltje (in het leger noemen ze zoiets een pompstok) en olie. En je moest met oordopjes werken anders was ook je gehoor naar de kloten. Volgens mij heb ik daar veel slijtage aan het (mijn) lichaam opgelopen. Alles boven je hoofd. Op een slap rijdend steigertje. Niet goed.

’s Avonds was je helemaal op en zat je apathisch op de bank naar Ti-Ta-Tovenaar te kijken. Soms kreeg ik wel eens de neiging om niet omhoog te schieten maar de hele omgeving in een stilte-gebied te veranderen met mijn pistool! Maar dat had echt te lang geduurd want je moest voor elk schot een nieuwe kogel, (sorry) nagel met kruit invoeren. Toen dit werk klaar was had ik wel f 200,- (gulden) extra verdiend. Nee, zoiets doe ik niet meer. Dat moet makkelijker kunnen.

Generaal Vetterstraat met de 'fabriek'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten