NLR
Wij waren de
huisaannemer van het Nationaal Lucht en Ruimtevaart laboratorium aan de
Anthonie Fokkerweg. Alle gebouwen op dat terrein zijn door ons onderhanden
genomen. En niet zo’n klein beetje. Op de kantoren waren we het meest te vinden.
Die werden soms per verdieping stuk voor stuk opgeknapt. Dan de
vergaderruimtes. Dat waren er nogal wat? Er werd wat afvergaderd. De laatste
aanpassing was een hypermoderne ruimte waar film, video en dia programma’s
gepresenteerd konden worden. Ook de gangen en de centrale hal waren regelmatig
aan de beurt. Er staat nu een enorme windtunnel. Voorheen was dat een kleinere
tunnel. Daar in die oude tunnel en in de omliggende ruimtes werden veel
aanpassingen verricht.
En dan de
vluchtnabootser, waarvan ik de passagiersruimte moest uitbreiden. Natuurlijk
heb ik ook nog even gevlogen. Na de vlucht mocht ik nooit meer vliegen? Ik was
ongeschikt volgens de instructeur, te weinig reactievermogen. Hij had gelijk.
Als hij zei omhoog, was ik al tegen de toren van Schiphol gevlogen! Je vloog
boven een groot gebied welke Schiphol en omgeving omvatte. Dat was een soort
grote maquette die op zijn kant stond. Daar ging dan een camera langs en dat
beeld zag je voor je in de vluchtnabootser. De camera werd in de nabootser
bestuurd. Nu een ouderwets systeem, dus het zal wel niet meer gebruikt worden.
Maar dat was net voor het computertijdperk.
Er waren wel computers
in het lab maar die waren zó groot. Als je daar omheen liep moest je brood
meenemen. Over brood gesproken. Ik vergeet helemaal de kantine. Totaal
verbouwd. Vroeger was het een gemoedelijke ruimte waar nog met centen en
stuivers gewerkt werd. Nu moet je een kaart in een gleuf duwen en dan heb je
ergens recht op! Vraag me niet wát want ik kom er niet meer.
DDA
Nu we het toch over
vliegen en Schiphol hebben schiet me te binnen dat ik ook nog op Schiphol zelf gewerkt
heb. In een hangar op het oude Schiphol is de Dutch Dakota Association
gevestigd. Daar langs een van de wanden moesten op een verdieping enkele
kantoortjes gemaakt worden. In de hangar stond op dat moment geen dakota maar
wel een ander klein vliegtuig. Van dit werk is me niet zo veel bijgebleven.
Generaal
Vetterstraat
Decennia was ik
vaste gast in een ‘fabriek’ van tandprotheses aan de Generaal Vetterstraat. Het
was en is nog steeds met recht een fabriek. Er stonden tientallen, door ons
gemaakte, speciale tafels met opstaande achterkanten waar elektra en
luchtslangen op gemonteerd waren. Deze tafels fungeerden als een soort lopende
band maar dan een stilstaande band. Wel gingen de dozen met onbewerkte en
bewerkte gebitten van tafel naar tafel. De een zette er tanden in en de ander
nam de kiezen voor zijn rekening. Ook was er een speciale goudtafel in een
aparte ruimte waar alleen gouden tanden en/of kiezen gemonteerd werden. Daar
mocht je alleen komen als de goudkluis gesloten was. Maar soms liep ik toch wel
eens zo naar binnen om iets te repareren. ‘Goed volk’ zei ik dan. ‘Goed volk.
In de bouw…’ riepen ze dan verbaasd? ‘Ik
werk niet in de bouw maar in de reparatiesector, zei ik dan, en dat is heel wat
anders.’
Op de voorkant van
het gebouw hebben we een verdieping gezet. En natuurlijk weer midden in de
winter. Godsgruwelijk koud en de koffie was er niet om te zuipen. Tenminste
niet in mijn tijd. Later heb ik in de fabriekshal erachter nog plafonds gemaakt
van plaatjes zachtboard. Dat was een klus die maanden geduurd heeft. Ik was het
op den duur spuugzat. Het plafond had een halfronde vorm en daarin moest je met
de platen meegaan, nadat er eerst tengels waren aangebracht. Die tengels
moesten aan het betonnen plafond vast geschoten worden met stalen nagels. Je
klapte de loop opzij van het schietpistool, deed er een stalen nagel in, dan
een losse patroon met een bepaalde sterkte aan kruit, dan de loop weer recht. Je
zette het pistool tegen de tengel boven je hoofd, drukte tegen de
veiligheidsplaat, en haalde de trekker over. Een oorverdovende knal en vast zat
je tengel, of niet natuurlijk. Vijftig procent van de schoten was goed maar de
andere vijftig procent mankeerde nog wel eens wat. Wel vast, niet vast, wel,
niet vast, daar werd je helemaal psychisch gestoord van. Om de haverklap moest
je ook nog eens het pistool schoonmaken met een loopborsteltje (in het leger
noemen ze zoiets een pompstok) en olie. En je moest met oordopjes werken anders
was ook je gehoor naar de kloten. Volgens mij heb ik daar veel slijtage aan het
(mijn) lichaam opgelopen. Alles boven je hoofd. Op een slap rijdend steigertje.
Niet goed.
’s Avonds was je
helemaal op en zat je apathisch op de bank naar Ti-Ta-Tovenaar te kijken. Soms
kreeg ik wel eens de neiging om niet omhoog te schieten maar de hele omgeving
in een stilte-gebied te veranderen met mijn pistool! Maar dat had echt te lang
geduurd want je moest voor elk schot een nieuwe kogel, (sorry) nagel met kruit
invoeren. Toen dit werk klaar was had ik wel f 200,- (gulden) extra verdiend.
Nee, zoiets doe ik niet meer. Dat moet makkelijker kunnen.
Generaal Vetterstraat met de 'fabriek' |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten