zaterdag 19 juli 2014

Een heerlijke worst

Oud hout
De moeder van een vriend van mijn zoon Edward (verder weg ga ik niet!) vroeg eens of ik haar keuken een facelift kon geven. Bij zulke vragen frons ik in zijn algemeenheid even de wenkbrauwen. Want wat moet ik me daarbij voorstellen. Ik weet het niet. Dus ging ik eerst maar even kijken. Bij de aanblik van de historische Bruynzeelkeuken liepen de rillingen over mijn rug. Wat moet ik hier nog aan doen, vroeg ik. Ja, er moest een kastje versmald en een kastje verbreedt, tevens was er een deurtje wat aangepast moest worden. Dat alles moest van afvalhout gemaakt worden wat zich al jaren op de waranda en in de garage bevond? Dat zag ik niet zo zitten. Ik heb er wel enige dingen gedaan maar na een paar avonden had ik het wel gezien. Ik kon er niks meer van maken, het was brandhout.

Veelaan
Toen het oude abattoir nog aan de Veelaan zat hebben we daar verschillende keren gewerkt. Daar zat een bedrijf dat organen van verschillende diersoorten bewerkte om het zo maar eens te zeggen. Wat daar allemaal verwerkt werd wil bijna niemand weten. Ogen, oren, lippen, en andere onderdelen van kauwers en herkauwers werden gebruikt om lippenstift en andere cosmetika van te maken. In ieder geval werd daar de grondstof voorbereid. Binnen en buiten de gebouwen hing een verschrikkelijke stank. Een stank om van te kotsen. We moesten de oude daken repareren en grote schuifdeuren plaatsen in een oude gemetselde gevel. Er was ook een soort kantine aanwezig. Als je daar binnenkwam werd je meteen mistroostig. De stank was er weliswaar minder maar de lucht was er zo dik als gal. En daar moesten we dan ons broodje opeten, brrrr. De koffie was er net om te drinken maar je kon het ook kauwen. Dezelfde mevrouw die even te voren koeienogen stond te pletten stond hier de koffie te serveren. Toch maakten ze daar ook worsten en andere geperste vleeswaren. Er was een ruimte die vol lag met opgeblazen darmen en blasen. Deze lagen dan te drogen of daaromtrent? In die darmen werd dan het gemengde vlees geperst wat worst werd genoemd. Van een medewerker heb ik nog zo’n worst gehad en mee naar huis genomen. Mijn vrouw vond hem heerlijk en na enige aarzeling ik ook. Later verhuisde het abattoir naar de centrale markt aan de Jan van Galenstraat. Het bedrijf waar wij werkten verhuisde naar de Nieuwe Hemweg. Mijn zoon Robert heeft daar nog een blauwe maandag gewerkt op de administratie. Als hij thuiskwam van het werk vroeg mijn vrouw wel eens voor de gein: ‘Heb je geen worst meegenomen.’

Ingang abbatoir aan de Veelaan (foto Stadsarchief)

Kloveniersburgwal
Op de Kloveniersburgwal moest de tweede verdieping helemaal verbouwd worden voor iemand, genaamd de opdrachtgever. Op de derde verdieping woonde een oud vrouwtje. Zij voelde zich schijnbaar geroepen om ons elke dag van koffie te voorzien. Natuurlijk hebben we voor haar de overlast zo beperkt mogelijk gehouden. Als er al eens iets verkeerd ging werd dat meteen opgelost. Appie liet zich eens ontvallen dat hij niet veel op had met oude vrouwtjes. Ons vrouwtje was gelukkig stokdoof, dachten wij. Geef mij maar een lekker jong mokkel, zei hij. Ik moest mijn gezicht in de plooi houden, maar dat koste me heel veel moeite. Je kon zo’n lief wijfie toch niet voor het hoofd stoten. We kregen trouw elke dag koffie van haar. Toen we klaar waren met de klus hebben we haar voor alle geleden overlast een bos bloemen gegeven. We gaven de bos aan haar en ze vond het prachtig. ‘Dank jullie wel, zei ze: Maar zo’n bos bloemen geef je toch niet meer aan een oude vrouw, zo’n bos geef je aan een lekker jong mokkel!’ En ze knipoogde naar Appie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten